K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg

T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01

04
AUG
2022

Vijfjaarstermijn samenwonen voor partnervrijstelling erfbelasting

Posted By :
Comments : Off

De Successiewet kent de volgende partnerregeling voor twee ongehuwde personen. Zij dienen gedurende zes maanden voorafgaand aan het overlijden dat aanleiding is tot de heffing van erfbelasting:

  • beiden meerderjarig te zijn;
  • op hetzelfde woonadres te zijn ingeschreven;
  • een in een notarieel samenlevingscontract vastgelegde wederzijdse zorgverplichting te hebben;
  • geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn; en
  • niet met een ander aan de voorwaarden voor partnerschap te voldoen.

De voorwaarde van een notarieel samenlevingscontract geldt niet voor personen die tot het tijdstip van het overlijden ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven.

De vraag in een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was hoe met deze uitzondering op de voorwaarde van een notarieel samenlevingscontract moet worden omgegaan.

Aan de eis dat de erfgenaam en de erflaatster gedurende ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde woonadres waren ingeschreven was voldaan. Toch paste de Belastingdienst de partnervrijstelling voor de erfbelasting niet toe, omdat in de periode van vijf jaar de erflaatster een andere partner had gehad, namelijk haar inmiddels overleden echtgenoot.  

Volgens het hof was na het overlijden van de echtgenoot geen sprake meer van een zogenoemde meerrelatie. Vanaf dat moment konden enkel de erfgenaam en de erflaatster elkaars partners zijn. Het hof stelde vast dat aan alle voorwaarden is voldaan, behalve aan de voorwaarde van het samenlevingscontract. Door het voldoen aan de voorwaarde voor de uitzondering is dit tekort goedgemaakt. Uit de parlementaire geschiedenis leidt het hof af dat het niet de bedoeling van de wetgever is dat de vijfjaarstermijn pas begint op het moment dat aan alle andere voorwaarden is voldaan. De wet bepaalt dat aan de voorwaarden moet worden voldaan gedurende zes maanden voorafgaand aan het overlijden. Het hof is van oordeel dat de erfgenaam in deze situatie recht heeft op toepassing van de partnervrijstelling.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20225910, BK-ARN 21/00852 | 11-07-2022
04
AUG
2022

Transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Posted By :
Comments : Off

Op 1 augustus 2022 is de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in werking getreden. Met deze wet zijn Europese regels over de transparantie van arbeidsvoorwaarden omgezet in Nederlandse wetgeving.

In de kern zijn de regels over arbeidsvoorwaarden op vier onderdelen aangepast. Zo mag in de arbeidsvoorwaarden voortaan alleen een nevenwerkzaamhedenbeding worden opgenomen als daarvoor een geldige reden is. De kosten van voor werknemers verplichte opleidingen zijn voor rekening van de werkgever. Verder krijgen werknemers het recht om de werkgever te vragen om een meer voorspelbaar arbeidspatroon. Tot slot komt er een uitgebreidere informatieverstrekkingsplicht aan de werknemer.

Nevenwerkzaamheden alleen weigeren als er een goede reden is

In arbeidsovereenkomsten staat vaak een nevenwerkzaamhedenbeding. Dat houdt in dat de werkgever probeert te voorkomen dat een werknemer naast zijn dienstverband andere werkzaamheden of activiteiten verricht. Dit was niet wettelijk geregeld. De nieuwe wet bepaalt dat een nevenwerkzaamheden alleen mogen worden verboden als de werkgever daar een geldige reden voor heeft. Redenen kunnen zijn dat vertrouwelijke informatie (over het bedrijf) moet worden beschermd, belangenconflicten worden voorkomen of dat de gezondheid en veiligheid van medewerkers worden gewaarborgd. Hierbij kan worden gedacht aan het overschrijden van de maximale arbeidstijd door het verrichten van nevenwerkzaamheden. De werkgever moet de afwijzing van de verzoek van een werknemer om nevenwerkzaamheden te verrichten motiveren. Een absoluut verbod op nevenwerkzaamheden is niet langer toegestaan.

Studiekosten voor rekening van de werkgever

Een studiekostenbeding regelt wie de studiekosten van de werknemer betaalt. Voor opleidingen die verplicht zijn (op grond van de wet of een cao), is zo’n beding niet meer mogelijk. Die kosten zijn altijd voor rekening van de werkgever. De kosten mogen niet worden verrekend met het loon. Moet de werknemer deze toch betalen, dan kan hij ze terugvorderen. De werknemer moet de opleiding ook onder werktijd kunnen volgen. Dat betekent dat het loon tijdens de studie wordt doorbetaald, want opleidingstijd is arbeidstijd. Verplichte opleidingen zijn opleidingen op het gebied van veiligheid en arbeidsvoorwaarden, maar ook die voor het bijhouden van de vakbekwaamheid. Voor niet-verplichte opleidingen mag het studiekostenbeding wel nog worden gebruikt.

Werknemer krijgt recht op voorspelbaar arbeidspatroon

Wanneer is sprake van een onvoorspelbaar werkpatroon? Als de werkgever in overwegende mate de werktijden bepaalt, zoals bij een nuluren- of oproepovereenkomst. Een wisselend rooster is niet onvoorspelbaar. De nieuwe wet schrijft voor dat de werkgever een referentiekader (dagen en uren) moet afspreken waarbinnen de werknemer kan worden opgeroepen. Is er geen referentiekader of wordt de werknemer opgeroepen buiten dit kader, dan mag de werknemer de oproep naast zich neerleggen.

Een werknemer, die een half jaar in dienst is, kan één keer per jaar een verzoek indienen bij de werkgever voor een meer voorspelbaar arbeidspatroon. Als daarvoor mogelijkheden zijn, moet de werkgever met het verzoek instemmen. Als de werkgever het verzoek afwijst, moet hij dat gemotiveerd doen en schriftelijk aan de werknemer meedelen. De werkgever moet altijd tijdig op het verzoek van de werknemer reageren. Als een werkgever met meer dan tien mensen in dienst niet binnen een maand reageert, wordt het werk aangepast zoals de werknemer had gevraagd. Werkgevers met minder dan tien werknemers hebben hier drie maanden de tijd voor.

Wanneer een werknemer op voorspelbare tijdstippen werkt, moet de werkgever de duur van de normale arbeidstijd per week of dag aan de werknemer laten weten. Dat geldt ook voor regelingen voor overwerk en de vergoedingen daarvoor en voor regelingen over het ruilen van diensten of het krijgen van een ander rooster.

Is het werkpatroon onvoorspelbaar, dan moet de werkgever de werknemer informeren over de dagen en uren waarop hij kan worden verplicht om te werken, de minimale termijn voorafgaand aan de oproeping en het aantal zeker betaalde uren.

Informatieverplichting aan werknemers uitgebreid

Tot slot moet de werkgever de werknemer binnen een week nadat het dienstverband is begonnen, informatie verstrekken over de normale werk- en rusttijden. Na een maand moet de werknemer informatie krijgen over het opleidingsbeleid en de procedures bij ontslag, zoals de opzegtermijn. Dit alles moet schriftelijk worden medegedeeld. De werkgever kan die informatie opnemen in een arbeidsovereenkomst, cao of een reglement. Voldoet een werkgever niet tijdig aan deze informatieverplichting, dan kan hij aansprakelijk zijn als de werknemer daardoor schade lijdt.

De in de nieuwe wet opgenomen regelingen zijn direct ingegaan. Dit betekent dat bestaande nevenwerkzaamheden- en studiekostenbedingen, die in strijd met deze wet zijn, niet meer gelden.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetswijziging | 35962, Staatsblad 2022, 277 | 05-07-2022
28
JUL
2022

Openstelling saneringsregeling visserij

Posted By :
Comments : Off

De minister van LNV heeft een saneringsregeling voor de visserij gepubliceerd. De regeling wordt per 1 september opengesteld en sluit op 30 november 2022.

De saneringsregeling is een subsidie, die ondernemers moet stimuleren om te stoppen met hun bedrijf.

Om in aanmerking te komen voor subsidie moeten eigenaren van vissersvaartuigen voor ten minste 20% afhankelijk zijn van door Brexit geraakte quota. Andere voorwaarden voor deze regeling zijn:

  • het visserijschip wordt gesloopt en uitgeschreven uit het visserijregister;
  • door LNV verleende visvergunningen en vismachtigingen worden ingetrokken;
  • deelnemers mogen tot vijf jaar na ontvangst van de subsidie geen ander schip inschrijven in het visserijregister en de capaciteit van andere geregistreerde schepen niet verhogen;
  • vangstmogelijkheden, die gekoppeld zijn aan het gesaneerde schip of gereserveerd zijn, vervallen.

De eigenaar van het gesaneerde vaartuig ontvangt een bedrag per brutoton van zijn schip. Sloopopbrengsten worden op dit bedrag in mindering gebracht. Het uitkoopbedrag is gebaseerd op het verwachte inkomensverlies. De regeling wordt voor de inkomsten- en de vennootschapsbelasting aangemerkt als overheidsingrijpen. Voor het verschil tussen de ontvangen subsidie en de boekwaarde van het schip kan een herinvesteringsreserve worden gevormd. Vanwege de kwalificatie als overheidsingrijpen gelden voor de besteding van de herinvesteringsreserve soepelere voorwaarden.

Bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | publicatie | DGNVLG / 22325676 | 21-07-2022
28
JUL
2022

Rekenmodel rechtsherstel box 3

Posted By :
Comments : Off

De Belastingdienst heeft een rekenmodel op de website geplaatst waarmee de omvang van het rechtsherstel voor de jaren 2017 tot en met 2021 te berekenen is. De nieuwe methode van berekenen gaat uit van de werkelijke bedragen van de bezittingen en niet langer van een fictieve verdeling van het vermogen in spaargeld en beleggingen. Voor een juiste berekening dient gebruik gemaakt te worden van de in de aangiften over deze jaren opgenomen bedragen van bezittingen in box 3. De aangiften zijn te raadplegen via MijnBelastingdienst.nl. Het rekenmodel is te vinden op https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/box-3/content/hulpmiddel-box-3-inkomen

Afhankelijk van de aard van de bezittingen wordt met verschillende rendementen gerekend.

Percentages box 3-inkomen

Soort vermogen 2017 2018 2019 2020 2021
 Spaargeld  0,25%  0,12%  0,08%  0,04%  0,01%
 Beleggingen  5,39%  5,38%  5,59%  5,28%  5,69%
 Schulden  3,43%  3,20%  3,00%  2,74%  2,46%
Bron: Belastingdienst | publicatie | 17-07-2022
28
JUL
2022

Wetsvoorstel bevriezen eigen risico zorgverzekering

Posted By :
Comments : Off

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel om het verplichte eigen risico voor de zorgverzekering tot en met 2025 ongewijzigd te laten aangenomen. Het verplichte eigen risico bedraagt € 385.

Bron: Overig | wetsvoorstel | 36135 | 11-07-2022
28
JUL
2022

Voorstel Wet vermogensbelasting 2024

Posted By :
Comments : Off

Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad uit 2021 over de belastingheffing in box 3 hebben enkele leden van de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel Wet vermogensbelasting 2024 ingediend. Het voorstel omvat een progressieve heffing van vermogensbestanddelen, die niet zijn betrokken in de belastingheffing in box 1 of box 2. De grondslag voor de vermogensbelasting bestaat uit de vermogensbestanddelen die momenteel in box 3 worden belast. De belasting kent een progressief tarief. Er geldt een heffingvrij vermogen van € 100.000 per persoon.

Bij een belastbaar vermogen (in Nederland) van meer dan maar niet meer dan  bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare vermogen, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

 I

 II

 III

 IV

 –

 € 400.000

 –

 1%

 € 400.000

 € 900.000

 € 4.000

 2%

 € 900.000

 € 1.900.000

 € 14.000

 3%

 € 1.900.000

 € 4.900.000

 € 44.000

 4%

 € 4.900.000

 –

 € 164.000

 5%

 

De gewenste datum van inwerkingtreding is 1 januari 2024.

De doelstellingen van het wetsvoorstel zijn:

  • het matigen van de vermogensongelijkheid in Nederland;
  • het genereren van een stabiele belastingopbrengst;
  • de invoering van een regeling die uitvoerbaar is voor de Belastingdienst; en
  • die begrijpelijk en uitlegbaar is voor belastingplichtigen.

De indieners realiseren zich dat het wetsvoorstel geen perfecte vermogensbelasting inhoudt. Dat komt omdat vermogensbestanddelen in box 1 en box 2 niet in deze heffing worden betrokken. Aanmerkelijkbelangaandelen vormen een belangrijk deel van de vermogens van de rijkste Nederlanders. Het eigen huis is het belangrijkste vermogensbestanddeel van de meeste overige huishoudens. Een meer omvattende vermogensbelasting vereist een ingrijpende stelselwijziging, die volgens de indieners de reikwijdte van dit voorstel te buiten gaat.

Bron: Tweede Kamer | wetsvoorstel | 36173 | 12-07-2022
21
JUL
2022

Oordeel kabinet over wetsvoorstel voorwaardelijke eindafrekening bij grensoverschrijdende zetelverplaatsing

Posted By :
Comments : Off

Bij de Tweede Kamer is een initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks aanhangig. Het wetsvoorstel regelt de invoering van een voorwaardelijke eindafrekening bij grensoverschrijdende zetelverplaatsing, fusie en splitsing van een vennootschap. De staatssecretaris van Financiën heeft, anderhalf jaar nadat deze zijn ingediend, Kamervragen beantwoord over dit wetsvoorstel.

De doelstelling van het wetsvoorstel is te voorkomen dat de Nederlandse dividendbelastingclaim verloren gaat bij het vertrek van een hoofdkantoor uit Nederland. Dat gebeurt door de opgebouwde winstreserves te belasten bij vertrek naar een land buiten de EU of de EER dat geen bronheffing op dividenden kent. Het wetsvoorstel richt zich op enkele grote bedrijven. Volgens de staatssecretaris heeft dit wetsvoorstel een negatief effect op het Nederlandse vestigingsklimaat voor bedrijven. Het wetsvoorstel past niet binnen het beleid om handelsbarrières te voorkomen. De staatssecretaris wijst erop dat de vele wijzigingen in de inwerkingtreding leiden tot onzekerheid bij bedrijven en hun aandeelhouders. Dat kan een negatieve invloed hebben op investeringsbeslissingen in Nederland.

Het kabinet ontraadt de Kamer om het initiatiefwetsvoorstel aan te nemen vanwege de volgende bezwaren:

  1. De doeltreffendheid en doelmatigheid van het initiatiefwetsvoorstel zijn twijfelachtig.
  2. Door het wetsvoorstel wijzigt het stelsel van de dividendbelasting ingrijpend, terwijl de heffing beperkt is tot een zeer kleine groep aandeelhouders.
  3. De uitoefening van het verhaalsrecht van de vennootschap op de aandeelhouders is te gecompliceerd.
  4. Er is een reële kans dat het wetsvoorstel in strijd is met Nederlandse belastingverdragen en de goede trouw die Nederland bij de uitleg en toepassing daarvan in acht moet nemen.
  5. De voorgestelde heffing is in strijd met het vrije verkeer van kapitaal.
  6. De voorgestelde franchise van € 50 miljoen kan, nu dit bedrag niet objectief lijkt te kunnen worden gemotiveerd, leiden tot een selectief voordeel en derhalve tot een risico van staatssteun ten behoeve van ondernemingen die onder die drempel vallen.
  7. Het wetsvoorstel is zeer lastig uitvoerbaar.
  8. De terugwerkende kracht van de voorgestelde maatregelen lijkt niet gerechtvaardigd en de vele wijzigingen in de inwerkingtreding leiden tot (rechts)onzekerheid voor lichamen en hun (potentiële) aandeelhouders.
  9. De eindheffing heeft een negatieve impact op investeringen in Nederland.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2022-0000181786; | 14-07-2022
21
JUL
2022

Herzieningsregeling geldt niet voor herstel verzuimde aftrek voorbelasting

Posted By :
Comments : Off

Een ondernemer mag de omzetbelasting, die door andere ondernemers aan hem in het tijdvak van aangifte in rekening is gebracht, in aftrek brengen, voor zover hij de goederen en diensten, waarop de belasting betrekking heeft, gebruikt voor belaste handelingen. De aftrek van belasting vindt plaats overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting aan de ondernemer in rekening is gebracht. Wanneer op het tijdstip van ingebruikneming blijkt, dat in verband met een afwijkend gebruik te veel of te weinig belasting in aftrek is gebracht, wordt de aanvankelijke aftrek herzien. De wet op de omzetbelasting voorziet niet in de mogelijkheid om het recht op aftrek van voorbelasting uit te oefenen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de aangifte over het tijdvak waarin dit recht is ontstaan.

De Hoge Raad heeft aan het Hof van Justitie EU de vraag voorgelegd of door gebruik te maken van de mogelijkheid tot herziening van de aftrek van voorbelasting op het moment van ingebruikneming alsnog de eerder verzuimde aftrek kan worden toegepast. De Hoge Raad wilde verder weten of het voor de beantwoording van deze vraag van belang is dat het niet effectueren van de initiële aftrek geen verband houdt met fraude of misbruik van recht en er geen nadelige gevolgen voor de schatkist zijn vastgesteld.

De procedure heeft betrekking op een ondernemer die bij de aankoop van enkele percelen grond in 2006 geen gebruikt heeft gemaakt van zijn recht op aftrek. Pas in het kader van het beroep tegen een aan de ondernemer opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting in verband met de levering van enkele percelen in 2015 heeft de ondernemer verzocht om het recht op aftrek van deze btw te kunnen uitoefenen.

Eerder heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat een vervaltermijn voor het geldend maken van het recht op aftrek van voorbelasting niet zonder meer onverenigbaar is met de btw-richtlijn. De in de btw-richtlijn opgenomen mogelijkheid van herziening is niet bedoeld om een recht op aftrek te laten ontstaan. Hieruit volgt dat de herzieningsregeling van de btw-richtlijn niet van toepassing is wanneer de belastingplichtige heeft verzuimd het recht op btw-aftrek uit te oefenen en dit recht heeft verloren vanwege het verstrijken van een vervaltermijn.

Het beginsel van fiscale neutraliteit doet volgens het Hof van Justitie EU niet af aan deze conclusie. Het beginsel van fiscale neutraliteit is geen regel van primair recht, maar een uitleggingsbeginsel dat samen met andere beginselen moet worden toegepast. Daarom kan het beginsel van fiscale neutraliteit niet tot gevolg hebben dat een belastingplichtige, die geen gebruik heeft gemaakt van het recht op aftrek vóór het verstrijken van een vervaltermijn, de mogelijkheid krijgt om dit verzuim te corrigeren.

Het ontbreken van fraude, misbruik van recht of schadelijke gevolgen voor de belastinginkomsten van de betrokken lidstaat kan niet rechtvaardigen dat een belastingplichtige een vervaltermijn kan omzeilen. Dat zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.

Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2022535, C 194/21 | 06-07-2022
21
JUL
2022

Leegwaarderatio voor verhuurde woningen wordt niet afgeschaft maar aangepast

Posted By :
Comments : Off

Zowel in box 3 van de inkomstenbelasting als in de erf- en schenkbelasting wordt de waarde van verhuurde woningen met huurbescherming bepaald door de WOZ-waarde te vermenigvuldigen met de leegwaarderatio. De hoogte van de leegwaarderatio hangt af van de jaarlijkse huur in verhouding tot de WOZ-waarde van de woning. De WOZ-waarde gaat uit van de waarde in vrij opleverbare staat, zonder rekening te houden met de gevolgen van de verhuurde staat voor de waarde. De leegwaarderatio compenseert dat.

In het coalitieakkoord is afgesproken dat de leegwaarderatio wordt afgeschaft. Verhuurde en onverhuurde woningen worden dan voor box 3 gelijk gewaardeerd, terwijl geen sprake is van gelijke gevallen. Dat is in strijd met het discriminatieverbod van het EVRM. Naar aanleiding van een onderzoek is het kabinet van plan om de leegwaarderatio te handhaven en de percentages daarvan aan te passen. Daarmee wordt bereikt dat de belastingheffing over het rendement op verhuurd vastgoed in box 3 beter aansluit bij de praktijk, zonder dat inbreuk wordt gemaakt op het waarderingsprincipe van vermogensbestanddelen in box 3 of dat strijdigheid met het EVRM zou ontstaan.

Hieronder is de tabel van de leegwaarderatio opgenomen met de huidige percentages en de nieuwe percentages zoals deze door SEO zijn voorgesteld voor actualisatie.

Verhouding jaarlijkse huurprijs tot WOZ-waarde

 meer dan

 minder dan

 huidige leegwaarderatio

 voorstel

 0%

 1%

 45%

 73%

 1% 

 2%

 51%

 79%

 2%

 3%

 56%

 84%

 3%

 4%

 62%

 90%

 4%

 5%

 67%

 95%

 5%

 6%

 73%

 100%

 6%

 7%

 78%

 100%

 7%

 –

 85%

 100%

Actualisatie van de tabel van de leegwaarderatio zal in de toekomst plaatsvinden als dat noodzakelijk is, bijvoorbeeld eens per vijf jaar.

Tijdelijke contracten worden uitgesloten van toepassing van de leegwaarderatio. Bij verhuur aan gelieerde partijen wordt uitgegaan van het hoogste percentage in de tabel van de leegwaarderatio.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000186098 | 07-07-2022
14
JUL
2022

Scenario’s herstel niet-bezwaarmakers box 3

Posted By :
Comments : Off

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer mogelijke scenario’s geschetst voor rechtsherstel inzake box 3 voor belastingplichtigen van wie de definitieve aanslagen al vaststonden op 24 december 2021.

De Hoge Raad heeft op 20 mei 2022 een arrest gewezen, waaruit volgt dat er geen juridische verplichting bestaat om deze groep belastingplichtigen rechtsherstel te bieden. Ambtshalve vermindering van een onjuiste aanslag gebeurt niet wanneer de onjuistheid volgt uit een arrest dat is gewezen als de aanslag al onherroepelijk vaststaat.

De staatssecretaris noemt de volgende mogelijke scenario’s in zijn brief:

  1. geen rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers;
  2. volledig rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers; of
  3. gedeeltelijk rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers.

Scenario 1: Geen rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers

De staatssecretaris wijst erop dat dit scenario als onrechtvaardig kan worden beschouwd. Ook voor deze belastingplichtigen geldt dat zij belasting hebben betaald op grond van een box 3-stelsel dat in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mensen. Dit kan leiden tot verminderd vertrouwen in de overheid en tot veel reacties bij de Belastingdienst, waaronder een toename van bezwaren in de toekomst ter behoud van rechten.

Scenario 2: Volledig rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers

In dit scenario wordt de groep niet-bezwaarmakers op dezelfde wijze gecompenseerd als de groep bezwaarmakers. Dit kost de staat € 4,1 mld. In dit scenario wordt geen onderscheid gemaakt tussen grote en kleine spaarders. De Tweede Kamer heeft in een motie de regering opgeroepen om kleine spaarders als eerste in aanmerking te laten komen voor compensatie. Volledig rechtsherstel kan grotendeels geautomatiseerd worden uitgevoerd.

Scenario 3: Gedeeltelijk rechtsherstel

Binnen het scenario van gedeeltelijk rechtsherstel zijn meerdere alternatieven denkbaar, zoals:

  1. rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant met maximering herstelbedrag;
  2. rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant tot een maximum aan vermogen;
  3. uitkering van een vast of variabel bedrag;
  4. verhoging van het heffingvrije vermogen.

De staatssecretaris benadrukt dat beperking van de groep die in aanmerking komt voor rechtsherstel juridische risico’s kent. Er zijn argumenten voor een beperking van de compensatie tot spaarders en tot mensen met minder hoge vermogens, maar het is onzeker of dit niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Alle vormen van gedeeltelijk rechtsherstel dragen het risico van klachten en procedures.

De budgettaire effecten, uitvoerings- en andere gevolgen van de verschillende opties worden nader uitgewerkt. Het kabinet verwacht in augustus een keuze te maken en de uitkomsten met Prinsjesdag te presenteren. Definitieve besluitvorming vindt daarna plaats. Belastingplichtigen hoeven op dit moment geen actie te ondernemen om in aanmerking te komen voor eventueel rechtsherstel.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000186479 | 07-07-2022