K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg

T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01

27
MEI
2021

Toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting

Posted By :
Comments : Off

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting in de inkomstenbelasting. De IACK is onder meer van toepassing voor alleenstaande ouders met een kind dat jonger is dan 12 jaar. Het kind moet in het kalenderjaar waarop de IACK betrekking heeft ten minste zes maanden op het woonadres van de ouder staan ingeschreven.

De rechtbank Gelderland heeft de IACK toegekend aan iemand die daar volgens een strikte uitleg van de wet geen recht op had. De belastingplichtige was een alleenstaande vrouw, die met haar kind een deel van het jaar in Griekenland had gewoond. Aan de eis van inschrijving op hetzelfde adres gedurende ten minste zes maanden was niet voldaan, omdat een inschrijving in Griekenland ontbrak en de inschrijving in Nederland in de tweede helft van het kalenderjaar plaatsvond. Volgens de vrouw kent Griekenland geen bevolkingsregister. Anders dan de Belastingdienst kende de rechtbank wel gewicht toe aan de door de vrouw aangevoerde bewijsstukken waaruit de gezamenlijke huishouding in Griekenland bleek. Volgens de rechtbank is de inschrijvingseis ingevoerd ter vereenvoudiging van het bewijs dat een kind tot het huishouden behoort. De wetgever heeft niet bedoeld om de IACK te onthouden aan een belastingplichtige als aannemelijk is dat het hele jaar een kind tot zijn huishouden heeft behoord. Andersluidende uitspraken van Hof Den Bosch en Hof Arnhem-Leeuwarden uit 2020, waarnaar de Belastingdienst verwees, betreffen andere situaties dan in deze procedure.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20212135, AWB 20/5137 | 27-04-2021
20
MEI
2021

Keuze referentietijdvak TVL tweede kwartaal 2021

Posted By :
Comments : Off

Nadat de staatssecretaris van EZK in een brief aan de Tweede Kamer een uiteenzetting heeft gegeven over een oplossing van de referentiesystematiek in de TVL-regeling en haar twijfels over de doelmatigheid daarvan, heeft de Kamer een motie aangenomen. In de motie wordt het kabinet opgeroepen om snel een keuze te maken, waarbij de keuze voor een andere referentieperiode als mogelijkheid wordt geschetst. De staatssecretaris heeft toegezegd de motie uit te voeren. Bedrijven krijgen bij de TVL voor het tweede kwartaal van 2021 de keuze tussen het tweede kwartaal van 2019 en het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode. De staatssecretaris wijst erop dat deze keuzemogelijkheid ondoelmatig is, omdat naar verwachting slechts 35% van de extra kosten terechtkomt bij bedrijven die problemen hebben met de huidige referentieperiode.

De nieuwe startersregeling hanteert het derde kwartaal van 2020 als referentiekwartaal. Omdat dit referentiekwartaal toegevoegd wordt aan de reguliere TVL, wordt de startersregeling in het tweede kwartaal van 2021 opgenomen in de reguliere TVL. Naar verwachting kan de TVL voor het tweede kwartaal in de tweede helft van juni opengesteld worden.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | DGBI-TOP / 21137848 | 16-05-2021
20
MEI
2021

Wet bestuur en toezicht rechtspersonen

Posted By :
Comments : Off

Op 1 juli 2021 treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) in werking. De wet is bedoeld ter verbetering van de kwaliteit van het bestuur en het toezicht op bestuur van stichtingen en verenigingen. De wet heeft ook gevolgen voor andere rechtspersonen, zoals coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. De Wbtr bevat regelingen met betrekking tot toezicht, tegenstrijdig belang, aansprakelijkheid, ontslag van bestuurders en commissarissen, meervoudig stemrecht en belet en ontstentenis. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat bestuurders bij de vervulling van hun taak handelen in het belang van de vereniging of stichting.

Toezicht

Voor alle rechtspersonen voorziet de Wbtr in de mogelijkheid om een raad van commissarissen of toezicht of een one-tier board in te stellen. Een one-tier board bestaat uit uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders. De niet-uitvoerende bestuurders zijn belast met het houden van toezicht op de uitvoerende bestuurders. Een afzonderlijk toezichthoudend orgaan ontbreekt bij de instelling van een one-tier board.

Tegenstrijdig belang

De bv en de nv kenden al een regeling voor een tegenstrijdig belang tussen bestuurder en rechtspersoon. De Wbtr voert een dergelijke regeling in voor andere rechtspersonen. Een bestuurder of commissaris die een persoonlijk belang heeft bij een te nemen besluit dat tegenstrijdig is aan het belang van de rechtspersoon is uitgesloten van de besluitvorming. Als door de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang geen besluit genomen kan worden, kan een ander orgaan van de rechtspersoon, bijvoorbeeld de raad van commissarissen of de algemene vergadering, aangewezen worden om het besluit te nemen. Is dat niet mogelijk, dan dient het besluit genomen te worden onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen.

Aansprakelijkheid

De Wbtr bepaalt dat de bestuurders van stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen aansprakelijk zijn in geval van faillissement door onbehoorlijke taakvervulling. Deze aansprakelijkheid was tot de invoering van de Wbtr beperkt tot vennootschapsbelastingplichtige stichtingen en verenigingen en formele verenigingen. Het bewijsvermoeden geldt niet voor informele verenigingen en stichtingen.

Ontslag bestuurders en commissarissen

De rechtbank kan op verzoek van een belanghebbende of het OM een bestuurder of commissaris van een stichting of vereniging ontslaan wegens handelen in strijd met de wet of de statuten, het voeren van wanbeheer of het niet voldoen aan een bevel om inzicht te geven in de organisatie en financiën van een stichting. Met de invoering van de Wbtr kan de rechtbank een bestuurder of commissaris ontslaan op grond van taakverwaarlozing, een ingrijpende wijziging van omstandigheden of om andere gewichtige redenen.

Meervoudig stemrecht

De Wbtr bevat een regeling voor meervoudig stemrecht. Deze regeling bestond al voor de nv en de bv. De statuten kunnen bepalen dat aan een bestuurder of commissaris meer dan één stem wordt toegekend in de vergadering. Deze bestuurder of commissaris kan echter niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuursleden of commissarissen gezamenlijk. Mocht in de huidige statuten zijn geregeld dat één bestuurder of commissaris méér stemmen kan uitbrengen dan de anderen, dan is deze afwijkende regeling nog maximaal vijf jaar geldig, maar niet langer dan tot het moment van de eerstvolgende statutenwijziging.

Belet en ontstentenis

De statuten van verenigingen of stichtingen moeten een regeling voor belet of ontstentenis van bestuurders of commissarissen bevatten. In die regeling staat hoe wordt omgegaan met situaties waarin er tijdelijk geen bestuurslid of toezichthouder is. De regeling geldt ook als een bestuurszetel vacant is. In de statuten kan een tijdelijke bestuurder of commissaris worden aangewezen. Als de statuten nu nog geen regeling voor belet of ontstentenis bevatten, dient deze bij de eerstvolgende statutenwijziging te worden ingevoegd. De vereniging of stichting is niet verplicht de statuten direct na de invoering van de Wbtr te wijzigen.

Afwijkende statuten

Bepalingen in de statuten, die niet in lijn zijn met de Wbtr, worden na de invoering van de Wbtr als ongeschreven beschouwd en zijn dan niet langer geldig.

Bron: Overig | wetswijziging | Staatsblad 2020, 507 | 12-05-2021
20
MEI
2021

Aangaan huwelijksgemeenschap geen schenking

Posted By :
Comments : Off

De Hoge Raad heeft in een arrest uit 1959 geoordeeld dat zich bij het aangaan van een algehele gemeenschap van goederen tussen gehuwden geen schenking voordoet. Dat betekent dat geen schenkbelasting verschuldigd is. In het arrest overwoog de Hoge Raad dat de ‘bevoordeelde’ echtgenoot de huwelijksgemeenschap niet eenzijdig kan beëindigen en dat hij zolang de huwelijksgemeenschap bestaat niet kan beschikken over het voordeel dat de boedelmenging voor hem meebrengt als een hem afzonderlijk toekomend vermogensbestanddeel. Het resultaat van de vermogensverschuivingen tussen echtgenoten kan pas bij het einde van de huwelijksgemeenschap worden vastgesteld.

Door in de Successiewet te verwijzen naar het Burgerlijk Wetboek heeft de wetgever bewerkstelligd dat van een belastbare schenking alleen sprake kan zijn als de inspecteur aannemelijk kan maken dat op het door hem gestelde moment het vermogen van de begunstigde tot een op dat moment bepaalbaar bedrag is bevoordeeld doordat een ander dat voordeel vanuit diens vermogen heeft afgestaan.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is geen sprake van een schenking in het geval van een huwelijksgemeenschap die slechts één vermogensbestanddeel omvat. De huwelijksgemeenschap betrof een gezamenlijke bankrekening, waarop een van de echtgenoten een bedrag van € 10 miljoen heeft gestort. Door de huwelijksgemeenschap hadden de echtgenoten gezamenlijk een vordering op de bank voor het gehele saldo van de bankrekening. Dat saldo kon gedurende het bestaan van de huwelijksgemeenschap wijzigen. Onder verwijzing naar het arrest uit 1959 oordeelde het hof dat de “bevoordeelde” echtgenoot op het moment van ontstaan van de huwelijksgemeenschap niet kon beschikken over de helft van het toen aanwezige saldo alsof het een aan deze echtgenoot afzonderlijk toebehorend vermogensbestanddeel betrof.

Het oordeel van het hof dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich bij het ontstaan van de huwelijksgemeenschap een schenking heeft voorgedaan geeft volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën is ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021708, 20/00171 | 06-05-2021
20
MEI
2021

Parkeren bij attractiepark is aparte dienst

Posted By :
Comments : Off

Voor de omzetbelasting wordt in beginsel iedere prestatie van een ondernemer afzonderlijk beoordeeld. Wanneer een ondernemer meerdere prestaties verricht voor een afnemer worden de prestaties als één enkele prestatie beschouwd wanneer een of meer van die handelingen de hoofdprestatie vormen en andere handelingen bijkomende prestaties zijn. De bijkomende prestaties delen het fiscale lot van de hoofdprestatie. Een handeling is bijkomend wanneer deze handeling voor de afnemer geen doel op zich is maar een middel om optimaal van de hoofdprestatie gebruik te kunnen maken.

De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2018 geoordeeld dat het gebruikmaken van parkeergelegenheid bij een attractiepark in beginsel een doel op zich is en geen bijkomende prestatie. Gevolg van dat arrest is dat op de vergoeding die voor het parkeren in rekening wordt gebracht het hoge tarief van de omzetbelasting van toepassing is en niet het lage tarief dat geldt voor de toegang tot het attractiepark. Onder verwijzing naar dit arrest heeft Hof Den Bosch geoordeeld dat sprake is van een bijkomende prestatie wanneer een echte keuze om de nevenprestatie af te nemen ontbreekt door de ligging van het attractiepark en de beperkte bereikbaarheid van het attractiepark met ander vervoer dan de auto. Wie met de auto komt, heeft volgens het hof geen andere keuze dan parkeren op het parkeerterrein. Volgens het hof was het lage tarief van toepassing op de vergoeding voor het parkeren.

De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof niet. Binnen een attractiepark speelt het beschikken over een auto voor bezoekers geen rol. Uitgangspunt is daarom dat de ondernemer met het bieden van parkeergelegenheid een ander economisch doel heeft dan hij voor ogen heeft met het geven van toegang tot het park. De gemiddelde bezoeker van het attractiepark heeft een afzonderlijk belang bij de tegen een afzonderlijke vergoeding aangeboden parkeerdienst. De Hoge Raad vindt het economische verband tussen het verlenen van toegang tot het park en het bieden van parkeergelegenheid niet van belang voor deze beoordeling. Anders dan het hof oordeelde vormen de door de exploitant van het attractiepark aangeboden diensten niet één ondeelbare economische prestatie. Het afnemen van de parkeerdienst is een doel op zich. Daarop is het hoge tarief van de omzetbelasting van toepassing.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021699, 19/02610 | 06-05-2021
12
MEI
2021

Onderzoek fiscale klimaat- en calamiteitenreserve land- en tuinbouw

Posted By :
Comments : Off

Naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer is onderzoek gedaan naar de invoering van een fiscale klimaat- en calamiteitenreserve voor de land- en tuinbouw. Uit het onderzoek blijkt dat het voor een gedeelte van de agrarische bedrijven effectief kan zijn om een reserve te kunnen vormen om grote inkomensdalingen op te vangen. De gevolgen voor de belastingdruk van de invoering van een fiscale reserve voor calamiteiten zijn beperkt. De minister van LNV heeft het onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gestuurd. Vanwege de demissionaire staat van het kabinet is geen inhoudelijke reactie op het onderzoek gegeven.

Bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | publicatie | DGA-EIA / 21098058 | 05-05-2021
12
MEI
2021

Aanvraagloket NOW tweede kwartaal 2021 geopend

Posted By :
Comments : Off

De Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) kent drie subsidietijdvakken, ieder met een looptijd van drie maanden. Gedurende het subsidietijdvak kan de werkgever een aanvraag indienen voor NOW voor dat tijdvak. Het aanvraagloket is per subsidietijdvak steeds ongeveer vier weken opengesteld. De openingstijd van het aanvraagloket voor het derde tijdvak van de NOW-3, dat is het tweede kwartaal van 2021, is verlengd. Dit geeft werkgevers meer tijd om een aanvraag te doen en beperkt het risico van te laat indienen van een aanvraag. Het loket is geopend van 6 mei tot en met woensdag 30 juni 2021.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | Staatscourant 2021, Nr. 22269 | 03-05-2021
12
MEI
2021

Inhuur als zzp’er direct na ontslag op staande voet

Posted By :
Comments : Off

Een werknemer kan op staande voet ontslagen worden wanneer er een dringende reden is op grond waarvan van de werkgever niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren. Het ontslag op staande voet en de dringende reden daarvoor moet door de werkgever onverwijld aan de werknemer worden meegedeeld.

Van een dringende reden is geen sprake in het geval van een werkgever die direct na een gegeven ontslag op staande voet de ontslagen werknemer als zzp’er inhuurt om dezelfde werkzaamheden als voorheen te verrichten. Omdat de werknemer in zijn ontslag berust, heeft hij recht op de transitievergoeding en op de wettelijke vergoeding wegens onregelmatig ontslag. De kantonrechter kende de werknemer daarnaast een billijke vergoeding toe. De billijke vergoeding berekende de kantonrechter op het bedrag dat de werknemer had kunnen verdienen in de periode tot de arbeidsovereenkomst zou zijn ontbonden door de kantonrechter als de werkgever de werknemer niet op staande voet had ontslagen, maar op dat moment een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter zou hebben ingediend. Dat verzoek zou wegens het meerdere malen te laat komen van de werknemer zijn toegewezen. De berekende vergoeding werd verminderd met de transitievergoeding en het door de werknemer na zijn ontslag als zzp’er bij de werkgever verdiende inkomen.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20214129, 9059358 EL VERZ 21-91629 | 19-04-2021
11
MEI
2021

Fouten die gemaakt worden bij de BTW aangifte

Posted By :
Comments : Off
  1. De verkeerde maanden meenemen in je btw-aangifte.

Nadat je je onderneming hebt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, ontvang je een bericht van de Belastingdienst. In dat bericht staat hoe vaak je btw-aangifte moet doen. Dit is onder andere gebaseerd op je (verwachte) omzet. Betaal je per kwartaal meer dan €15.000 aan btw, dan moet je maandelijks aangifte doen. Betaal je per jaar minder dan €1.883 aan btw, dan doe je dit jaarlijks. De meeste ondernemers doen ieder kwartaal aangifte.

De deadline voor de aangifte is één maand na afloop van het kwartaal. Let goed op dat je de juiste maanden in de aangifte verwerkt. Een voorbeeld: je moet uiterlijk eind april de btw-aangifte over het eerste kwartaal indienen. Sommige ondernemers nemen per ongeluk ook de gefactureerde en betaalde btw van de maand april mee in die aangifte. Maar de btw-bedragen van de maand april moeten verwerkt worden in de btw-aangifte van het tweede kwartaal.

 

LET OP: als je niets aan te geven hebt, moet je toch je btw-aangifte op tijd indienen!

 

  1. De betaaldatum gebruiken in plaats van de factuurdatum

De meeste ondernemers gebruiken het ‘factuurstelsel’ bij de btw-aangifte. De datum die op de factuur staat bepaalt bij welk kwartaal de factuur hoort. Het maakt niet uit of er pas in een volgende kwartaal betaald wordt. Kijk daarom goed naar de factuurdatum en voorkom dat je de factuur in het verkeerde kwartaal boekt.

 

  1. Tot het allerlaatste moment wachten met insturen en betalen

Stuur niet op het allerlaatste moment je btw-aangifte in, maar houd genoeg tijd over voor de betaling. De betaling moet namelijk voor het verstrijken van de deadline op de rekening van de Belastingdienst staan. Bovendien zal je net zien dat de server van de Belastingdienst eruit ligt als je op de valreep je aangifte wilt versturen.

 

LET OP: Het niet op tijd inleveren van je btw-aangifte of niet tijdig betalen van je btw kan leiden tot een boete van de Belastingdienst.

 

  1. Pas op het laatste moment je administratie bijwerken

Laat je administratie niet liggen tot vlak voor de deadline. Het bijwerken van je boekhouding wordt een enorme berg werk als je er net voor je btw-aangifte aan begint. Dat levert onnodige stress op. Houd je regelmatig bezig met je administratie. Een up-to-date boekhouding zorgt er bovendien voor dat je beter inzicht hebt in hoe het met je bedrijf gaat.

 

  1. Btw terugvragen voor zakelijke etentjes

Als je eet of drinkt in een horecagelegenheid of als een cateraar in een speciale ruimte een etentje verzorgt, mag je de btw over die kosten niet terugvragen. Je kunt deze kosten overigens wel aftrekken van de winst.

 

  1. Je bonnetje kwijtraken

Bonnetje kwijt? ‘Helaas’ zegt de Belastingdienst, ‘geen bon is geen voorbelasting’. Als je geen bonnetje hebt, mag je geen btw terugvragen, omdat je bij een controle van de Belastingdienst geen bewijsstuk kunt laten zien.

Je kunt ervoor kiezen om de bonnetjes in te scannen om dit te voorkomen

 

  1. Inkoopfacturen en bonnen die niet voldoen aan de factuureisen

De inkoopfacturen en bonnetjes waarvan je de btw wilt terugvorderen, moeten wel voldoen aan de eisen die de belastingdienst aan facturen stelt. Als je factuur niet aan deze eisen voldoet mag je de btw niet terugvragen.

 

  1. Verschillende btw-tarieven niet uitsplitsen

Er kunnen meerdere btw-tarieven op één inkoopfactuur staan, bijvoorbeeld 21%, 9%, 0% etc. Controleer bij het terugvorderen of je de btw van de inkoopfactuur op juiste wijze hebt uitgesplitst per btw tarief.

 

Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.

 

06
MEI
2021

Aftrek elders belast tweede woning in buitenland

Posted By :
Comments : Off

De Wet IB 2001 geeft fiscale partners de keuze om de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen onderling te verdelen in iedere gewenste verhouding. Deze keuzemogelijkheid geldt voor het totaal aan inkomsten in box 3 en niet voor de afzonderlijke vermogensbestanddelen die in box 3 vallen. Tot het moment waarop de aanslagen inkomstenbelasting onherroepelijk zijn geworden kan een gemaakte verdeling nog worden aangepast.

In een procedure voor de rechtbank was in geschil of de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor een tweede woning in het buitenland in dezelfde verhouding aan de fiscale partners moet worden toegerekend als de gekozen verdeling van de gezamenlijke rendementsgrondslag in box 3. De aftrek elders belast bestaat uit een vermindering van de belasting over de inkomsten uit box 3 die evenredig is aan de waarde van de buitenlandse woning in verhouding tot de totale grondslag van belastingheffing in box 3.

De rechtbank is van oordeel dat de berekening van de aftrek elders belast de gekozen verdeling van de gezamenlijke grondslag van box 3 over de fiscale partners volgt. In deze procedure hadden de partners gekozen voor een verdeling 79%-21%. Door deze keuze hadden de partners ook de waarde van hun woning in het buitenland in dezelfde verhouding onderling verdeeld. Dit volgt uit het systeem van de heffing in box 3. Voor dat deel heeft ieder van de partners recht op aftrek elders belast.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20212057, AWB 20/5440 | 12-04-2021