K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg

T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01

26
NOV
2020

Wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen door Tweede Kamer

Posted By :
Comments : Off

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. In dit wetsvoorstel worden drie maatregelen uit het pensioenakkoord uitgewerkt. De Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 worden hiervoor gewijzigd. De Kamer heeft een amendement aangenomen waarin is voorgesteld om de evaluatie van de wet niet pas na vijf jaar maar al na twee jaar uit te voeren.

Voor deelnemers aan een pensioenregeling wordt het mogelijk om tot 10% van het opgebouwde pensioen ineens te kunnen opnemen op de pensioeningangsdatum. Het wetsvoorstel regelt verder een gedeeltelijke vrijstelling van de belastingheffing over regelingen voor vervroegde uittreding. Het verlofsparen wordt uitgebreid zodat werknemers op een gezonde manier hun pensioen kunnen halen.

Kort voor de stemming in de Tweede Kamer heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel ingediend. De wijziging betreft de datum waarop het bedrag ineens (gedeeltelijke afkoop) wordt uitgekeerd. In het wetsvoorstel is vastgelegd dat dit op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen moet plaatsvinden. In de nota van wijziging is daaraan toegevoegd de maand februari volgend op het jaar waarin iemand de AOW-leeftijd heeft bereikt. Er is gekozen voor de maand februari omdat januari een drukke maand is voor pensioenuitvoerders. Het effect is dat over de gedeeltelijke afkoop geen AOW-premie hoeft te worden betaald.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2020-0000155626 | 16-11-2020
26
NOV
2020

Kamerverhuurvrijstelling en inschrijvingseis

Posted By :
Comments : Off

De kamerverhuurvrijstelling in de inkomstenbelasting houdt in, dat de opbrengst van de verhuur van een kamer in de eigen woning niet belast is als de opbrengst niet hoger is dan € 5.506. Voorwaarden zijn dat huurder en verhuurder op hetzelfde adres staan ingeschreven, dat de woning het hoofdverblijf van de verhuurder is en dat de kamer geen zelfstandige woning vormt.

Een woningeigenaar verhuurde via Airbnb een gedeelte van de woning gedurende verscheidene periodes. De vraag was of de huuropbrengsten onder de kamervrijstelling vielen of belast waren als voordelen uit het tijdelijk ter beschikking stellen van de eigen woning. In dat laatste geval wordt 70% van de ontvangen huur belast. Hof Den Haag heeft alleen beoordeeld of de belanghebbende een beroep kon doen op de kamerverhuurvrijstelling. Volgens het hof is dat het geval, ook al was volgens de inspecteur niet aan alle voorwaarden voldaan. De tijdelijke huurders hebben niet op het adres van de belanghebbende ingeschreven gestaan. Het hof heeft in het midden gelaten of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de huuropbrengsten niet belast zijn als slechts een deel van de eigen woning wordt verhuurd.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. De inschrijvingseis heeft niet slechts een bewijsfunctie, maar is een voorwaarde voor toepassing van de kamerverhuurvrijstelling. De parlementaire geschiedenis bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de inschrijvingseis geen zelfstandige betekenis heeft. De Hoge Raad heeft onlangs geoordeeld dat de regeling voor het tijdelijk ter beschikking stellen van de eigen woning ook toepasselijk is op de verhuur van een deel van de eigen woning. Dat betekent dat 70% van de inkomsten uit die verhuur tot het inkomen uit werk en woning moet worden gerekend.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20201741, 20/01752 | 05-11-2020
19
NOV
2020

Zesde voortgangsbrief “Werken als zelfstandige”

Posted By :
Comments : Off

Het onderscheid tussen werken als zelfstandige en als werknemer is van belang voor de inhoudingsplicht voor de loonheffingen en de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. Daarnaast is het onderscheid tussen de arbeidsovereenkomst en andere arbeidsrelaties van belang voor de rechten en bescherming van de zelfstandige of werknemer en voor de risico’s en kosten van de opdrachtgever of werkgever.

In de zesde voortgangsbrief aan de Tweede Kamer geven de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën een overzicht van de stand van zaken ten aanzien van de maatregelen op het gebied van werken als zelfstandige. De pilot van de webmodule, waarmee kan worden vastgesteld wat de aard van een arbeidsverhouding is, gaat naar verwachting op 11 januari 2021 van start en zal in ieder geval zes maanden duren. In de zomer van 2021 kan de pilot worden geëvalueerd. Daarna volgt een beslissing over het vervolg van de webmodule en over het tijdstip waarop de handhaving in het geval van verkapte dienstverbanden gefaseerd zal worden gestart. Dat laatste zal niet eerder zijn dan per 1 oktober 2021. Dit betekent overigens niet dat de Belastingdienst en de Inspectie SZW in de tussentijd geen toezicht houden. De Belastingdienst kan tot die datum alleen correcties aanbrengen en/of boetes opleggen bij kwaadwillendheid of als aanwijzingen niet binnen een redelijke termijn zijn opgevolgd.

De doelstelling van de pilot van de webmodule is te onderzoeken of op deze manier de aard van een arbeidsrelatie kan worden verduidelijkt en of opdrachtgevers kunnen worden geholpen bij het vormgeven van de arbeidsrelatie. De webmodule geeft in de pilotfase een indicatie van de arbeidsrelatie. De volgende uitkomsten zijn mogelijk:

  1. Opdrachtgeversverklaring: de opdracht kan buiten dienstbetrekking worden verricht, bijvoorbeeld door een zzp‘er.
  2. Indicatie dienstbetrekking: er zijn sterke aanwijzingen dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking.
  3. Geen oordeel mogelijk: op grond van de gegeven antwoorden is niet duidelijk of sprake is van werken buiten dienstbetrekking of van werken in dienstbetrekking.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2020-0000153321 | 15-11-2020
19
NOV
2020

Pakket Belastingplan 2021 aangenomen door Tweede Kamer

Posted By :
Comments : Off

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen, die gezamenlijk het pakket Belastingplan 2021 vormen, aangenomen. Ook het wetsvoorstel Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling is aangenomen. Bij de stemming over het Belastingplan zijn enkele amendementen aangenomen.

  • De BIK wordt voor het investeringsbedrag tot € 5 miljoen verhoogd van 3 naar 3,9%. Voor het deel van het investeringsbedrag boven € 5 miljoen is de BIK verlaagd van 2,44 naar 1,8%.
  • De vrijstellingen in de schenkbelasting voor kinderen en voor overige verkrijgers worden voor het jaar 2021 eenmalig verhoogd met € 1.000. De vrijstelling voor een schenking aan een kind bedraagt in 2021 € 6.604. De vrijstelling voor schenkingen aan anderen dan kinderen komt in 2021 uit op € 3.244.
  • Een ouders heeft recht op kinderopvangtoeslag als de partner is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel van drie maanden of langer. In het wetsvoorstel werd uitgegaan van een straf of maatregel voor de duur van één jaar of langer.
  • Onder de doelmatigheidsgrens van het wetsvoorstel Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen worden toeslagen niet teruggevorderd. Deze grens is verhoogd € 48 naar € 98. Deze verhoging wordt gefinancierd door verhoging van de percentages van het drempelinkomen voor de zorgtoeslag met 0,03%-punt.
  • Voor wooncoöperaties geldt het verhoogde tarief van de overdrachtsbelasting van 8% niet wanneer zij huizen van woningcorporaties overnemen.
  • Met ingang van 1 april 2021 geldt een aanvullende voorwaarde voor de toepassing van de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting. De te verkrijgen woning mag niet duurder zijn dan de woningwaardegrens van € 400.000. Er is een extra antimisbruikbepaling opgenomen voor elkaar binnen twaalf maanden opvolgende verkrijgingen met betrekking tot dezelfde woning door dezelfde persoon of zijn rechtsopvolger krachtens huwelijksvermogensrecht of erfrecht.
  • De in het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting opgenomen horizonbepaling is geschrapt. Dit betekent dat de startersvrijstelling niet automatisch vervalt per 1 januari 2026.

Daarnaast heeft de Tweede Kamer meerdere moties aangenomen.

Bron: Ministerie van Financiën Thu, 12 Nov 2020 00:00:00 +0100
19
NOV
2020

Premiepercentages en premieloon 2021 vastgesteld

Posted By :
Comments : Off

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de premiepercentages voor de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (Anw), het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf), het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo), het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en de opslag op de basispremie Aof voor de kinderopvangtoeslag voor 2021 vastgesteld. Daarnaast heeft de minister het maximumpremieloon vastgesteld.

De AOW-premie verandert niet en blijft 17,9%. Ook de Anw-premie verandert niet. Deze bedraagt in 2021 0,1%.

Voor het AWf worden twee premiepercentages vastgesteld. De lage premie bedraagt in 2021 2,7%. De hoge premie bedraagt 7,7%. De lage premie geldt voor schriftelijke arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd of de beroepsbegeleidende leerweg, voor het loon van werknemers tot 21 jaar met niet meer dan 48 verloonde uren per 4 weken of 52 verloonde uren per maand en voor uitkeringen. De hoge premie geldt voor alle andere contracten.

De Ufo-premie bedraagt in 2021 0,68%.

De basispremie Aof is voor 2021 vastgesteld op 7,03%.

De opslag op de basispremie Aof voor de kinderopvangtoeslag blijft 0,5%.

Het maximumpremieloon is voor 2021 vastgesteld op € 58.311.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | Staatscourant 2020 nr. 58959 nr. 2020-0000120656 | 12-11-2020
19
NOV
2020

Goedkeurend besluit 30%-regeling

Posted By :
Comments : Off

Vooruitlopend op de Eindejaarsregeling 2020 heeft de staatssecretaris een besluit met een goedkeuring voor de uitvoering van de 30%-regeling gepubliceerd. De goedkeuring heeft betrekking op een ongewenst gevolg van de invoering van het aanvullend geboorteverlof per 1 juli 2020. Dit verlof kan in de eerste zes levensmaanden van het kind worden opgenomen tegen 70% van het loon, betaald door het UWV. Het kan voorkomen dat een werknemer door de opname van geboorteverlof niet langer voldoet aan het looncriterium voor de 30%-regeling. Om dit ongewenste gevolg weg te nemen zal de Uitvoeringsregeling Loonbelasting worden aangepast. Adoptieverlof en pleegzorgverlof worden aan de bepaling van de Uitvoeringsregeling toegevoegd.

De goedkeuring houdt in dat voor toepassing van het looncriterium van de 30%-regeling bij het opnemen van aanvullend geboorteverlof, pleegzorgverlof of adoptieverlof mag worden uitgegaan van het loon dat de werknemer zou hebben genoten zonder opname van dit verlof. De goedkeuring geldt met ingang van 1 juli 2020.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2020-204883, Staatscourant 2020 nr. 57112 | 04-11-2020
19
NOV
2020

Wetsvoorstel implementatie richtlijn betaald ouderschapsverlof

Posted By :
Comments : Off

De richtlijn (EU) 2019/1158 is bedoeld om het evenwicht tussen werk en privéleven en de gelijke behandeling van vrouwen en mannen te verbeteren. Dat gebeurt door de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen en door het verschil tussen vrouwen en mannen met betrekking tot inkomsten en loon weg te nemen. De richtlijn is in werking getreden op 2 augustus 2019 en moet door de lidstaten binnen drie jaar na die datum zijn verwerkt in wetgeving. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een wetsvoorstel ter wijziging van de Wet arbeid en zorg (Wazo) en de Wet flexibel werken (Wfw) ingediend bij de Tweede Kamer. In verband met de implementatietermijn en de inwerkingtredingsdatum heeft de minister de Kamer gevraagd om het wetsvoorstel met spoed te behandelen.

De richtlijn bevat een aantal maatregelen om werknemers beter in staat te stellen arbeid en zorg te combineren. Het gaat om de volgende maatregelen:

  1. De invoering van tien werkdagen betaald verlof voor vaders en de partner van de moeder vanwege de geboorte van het kind.
  2. De invoering van vier maandenouderschapsverlof per ouder, waarvan twee maanden niet overdraagbaar zijn op de andere ouder. De lidstaten mogen zelf bepalen wat het niveau van betaling of uitkering is voor de twee niet-overdraagbare maanden ouderschapsverlof.
  3. De invoering van vijf werkdagen al dan niet betaald zorgverlof per jaar.
  4. De invoering van een door de lidstaat te bepalen aantal dagen verlof wegens overmacht in verband met dringende familieomstandigheden wegens ziekte of ongeval.
  5. Invoering van de mogelijkheid om te verzoeken om een flexibele werkregeling voor zorgdoeleinden.
  6. De invoering van rechtsbeschermingsmaatregelen.

Voor Nederland betekent dit het volgende.

De Wazo voorziet in geboorteverlof dat wat betreft duur en uitkeringshoogte voldoet aan de Europese minimumnorm voor vaderschapsverlof: eenmaal de wekelijkse arbeidsduur met 100% loon en vijfmaal de wekelijke arbeidsduur met 70% van het (maximum)dagloon. De Nederlandse wetgeving moet worden uitgebreid met niet-verzekerde werknemers met een arbeidsovereenkomst, zoals directeuren-grootaandeelhouder en werknemers die huishoudelijke arbeid verrichten. Zij hebben wel recht op verlof, maar momenteel niet op een uitkering tijdens het aanvullend geboorteverlof omdat voor deze groep geen Aof-premie wordt afgedragen. De Wazo wordt aangepast, zodat deze groep werknemers een uitkering krijgt van 70% van het wettelijk minimumloon, naar evenredigheid van de arbeidsduur. Niet-verzekerde werknemers zonder arbeidsovereenkomst hebben geen recht op een uitkering.

De lidstaten hebben al verplicht een regeling voor vier maanden ouderschapsverlof, waarvan ten minste één maand niet overdraagbaar is op de andere ouder. In Nederland hebben beide ouders recht op 26 weken ouderschapsverlof. Deze weken zijn niet overdraagbaar van de ene ouder op de andere. Op dit punt hoeft de regeling niet te worden aangepast. Wel wordt een wettelijke betalingsverplichting ingevoerd voor negen weken (in plaats van twee maanden) ouderschapsverlof.

In de Wazo is bepaald dat een werknemer recht heeft op twee weken kortdurend zorgverlof en zes weken langdurend zorgverlof. De Nederlandse regeling heeft een ruimere werkingssfeer dan de richtlijn voorschrift. Aanpassing van de Wazo is niet nodig.

In de Wazo is bepaald dat een werknemer recht heeft op calamiteiten- en ander kort verzuimverlof wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens onder andere onvoorziene omstandigheden die een onmiddellijke onderbreking van de arbeid vergen en wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. Met deze voorzieningen is voldaan aan de minimumvereisten van de richtlijn.

De richtlijn bepaalt dat werknemers met kinderen tot ten minste 8 jaar oud en mantelzorgers moeten kunnen verzoeken om flexibele werkregelingen voor zorgdoeleinden. De Wet flexibel werken (Wfw) voorziet in de mogelijkheid voor werknemers om een verzoek te doen voor al dan niet tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur, de werktijden of de arbeidsplaats. De Wfw geldt echter niet voor werkgevers met minder dan tien werknemers. Dat wordt nu aangepast.

De richtlijn bevat bepalingen om de werknemer te beschermen tegen benadeling als hij gebruik maakt van de rechten die de richtlijn aan hem toekent of daartoe een aanvraag indient. De bepalingen omtrent de arbeidsrechtelijke bescherming uit de richtlijn komen overeen met de rechtspraktijk maar worden, voor zover nodig, expliciet in de wetgeving opgenomen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2020-0000137981 | 27-10-2020
12
NOV
2020

Belastingrente gaat niet alsnog omlaag per 1 oktober 2020

Posted By :
Comments : Off

Invorderingsrente wordt in rekening gebracht als de betaaltermijn van een belastingaanslag is verstreken. Belastingrente is bedoeld als prikkel om tijdig aangifte te doen of tijdig te verzoeken om een voorlopige aanslag.In antwoord op Kamervragen heeft de staatssecretaris van Financiën bevestigd dat de maatregel verlaging belastingrente na 1 oktober niet verder wordt verlengd. Vanaf die datum bedraagt de belastingrente 4%. Als onderdeel van het noodpakket banen en economie is de belastingrente tijdelijk verlaagd naar 0,01%. Deze verlaging gold aanvankelijk voor drie maanden. Bij de aankondiging van het coronapakket 2.0 is gezegd dat de verlaging wordt voortgezet tot 1 oktober 2020.

Anders dan de verlaging van de belastingrente is de verlaging van de invorderingsrente tot 0,01% wel verlengd, namelijk tot en met 31 december 2021.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000199173 | 02-11-2020
12
NOV
2020

Derde nota van wijziging Verzamelwet SZW 2021

Posted By :
Comments : Off

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een derde nota van wijziging op het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2021 naar de Tweede Kamer gestuurd. De nota bevat een tweetal wijzigingen. De eerste wijziging betreft de verlaging van de tegemoetkomingen in het kader van de Wet tegemoetkomingen loondomein. Deze verlaging dient ter dekking van de vertraagde verhoging van de AOW-leeftijd als onderdeel van het pensioenakkoord. Het hoge tarief van het lage-inkomensvoordeel (LIV) van maximaal € 2.000 is in verband daarmee met ingang van 2020 gehalveerd. Via deze nota van wijziging wordt het LIV-tarief per 2021 verder verlaagd. Het bedrag per verloond uur van het LIV wordt verlaagd van € 0,51 naar € 0,49. Het huidige maximum van € 1.000 per jaar wordt evenredig verlaagd naar € 960.

De tweede wijziging heeft betrekking op de Wajong. Het betreft een aparte regeling voor de groep in de Wajong 2010 die werkt en vanwege de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong niet de mogelijkheid heeft om in de voortgezette werkregeling te stromen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij de behandeling van de Wet vereenvoudiging Wajong toegezegd deze aparte regeling door te voeren via een nota van wijziging op het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2021.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2020-0000144383, 35494 | 29-10-2020
12
NOV
2020

Vraag middeling aan

Posted By :
Comments : Off

Mensen met een sterk wisselend inkomen in box 1 kunnen met een beroep op de middelingsregeling een vermindering van belasting verkrijgen. De inkomens over drie opeenvolgende kalenderjaren worden gemiddeld, waarna de belasting per jaar over het gemiddelde inkomen wordt berekend. Het verschil tussen de eerder berekende belasting en de herrekende belasting, verminderd met een drempelbedrag van € 545, wordt op verzoek teruggegeven. Een verzoek om toepassing van de middelingsregeling moet binnen 36 maanden nadat de laatste aanslag over de drie kalenderjaren van het middelingstijdvak definitief vaststaat bij de Belastingdienst worden ingediend. Als het verzoek later wordt ingediend hoeft de Belastingdienst het verzoek niet in behandeling te nemen. Kalenderjaren die eenmaal in een middeling zijn betrokken kunnen niet in een ander middelingsverzoek worden betrokken, tenzij een eerdere middelingsteruggaaf ongedaan is gemaakt.

Bron: Overig | publicatie | 10-11-2020