Kantoor Tilburg
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg
T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01
Kantoor Tilburg
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg
T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01
Zoals ieder jaar hebben er ook op 1 januari 2023 wijzigingen op hypotheekgebied plaatsgevonden. Welke wijzigingen hebben er op hypotheekgebied plaatsgevonden? Wat is goed daarover te weten?
Hoogte maximale hypotheek
Leennormen Nibud. Ieder jaar stelt het Nibud de financieringspercentages vast die bepalen hoeveel iemand kan lenen. In 2023 zorgt dit ervoor dat bij inkomen dat gelijk blijft aan het inkomen in 2022 er minder geleend kan worden. Wel mogen hypotheekverstrekkers vanaf 2023 het tweede inkomen volledig meenemen bij de bepaling van het financieringspercentage. In 2022 was dat 90%.
Drie voorbeelden uitgaande van 5% toetsrente | ||
Inkomen | Max. hyp. 2022 | Max. hyp. 2023 |
2 x € 40.000 | € 372.563 | € 366.353 |
1 x € 120.000 | € 596.101 | € 577.473 |
2 x € 30.000 | € 246.823 | € 251.480 |
Wijzigingen NHG. De maximale koopsom voor een hypotheek met NHG stijgt naar € 405.000 en € 429.300 inclusief energiebesparende voorzieningen.
Invloed hogere rente studieschuld
De rente voor de studieschuld was een aantal jaren 0%, maar gaat nu omhoog. Vanwege deze hogere rente gaan hypotheekverstrekkers een hoger maandbedrag meetoetsen voor het bepalen van de maximale hypotheek.
Wat betekent dit concreet? Bij een studieschuld van € 15.000 gaat het mee te toetsen maandelijkse bedrag van € 97,50 naar € 112,50. Voor een studieschuld die valt onder het nieuwe stelsel geldt een andere wegingsfactor van 0,35% en voor studieleningen met een looptijd van 35 jaar die ook een rente van 1,78% krijgen, is de wegingsfactor ook weer anders.
Voorbeeld. Een voorbeeld uitgaande van een toetsrente van 5%. Tweeverdieners die ieder € 40.000 bruto per jaar verdienen en beiden een studieschuld van € 20.000 (duur van 15 jaar) hebben, konden in 2022 een bedrag van € 324.130 lenen. In 2023 is dit een bedrag van maximaal € 310.469.
Jubelton afgeschaft
De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is per 1 januari 2023 verlaagd. Ouders mogen aan hun kind tussen de 18 en 40 jaar in 2023 één keer een bedrag van max. € 28.947 belastingvrij schenken voor de aankoop van een eigen woning. Dit geldt niet alleen voor een schenking van ouder(s) aan een kind, maar ook in alle andere situaties.
Let op. Zo’n schenking kan maar één keer.
Gespreide jubelton aanvullen.
Is er in 2022 al een deel van de jubelton geschonken (minimaal € 1), dan kan de schenking in 2023 worden aangevuld tot maximaal € 106.671. Uiterlijk in 2024 moet de jubelton dan alsnog besteed worden aan de eigen woning. Wel moet er in 2022 en 2023 aangifte schenkbelasting gedaan worden.
Overdrachtsbelasting
Hypotheekrenteaftrek
Het maximale tarief waartegen u de hypotheekrente kunt aftrekken, gaat al een aantal jaren omlaag. In 2023 komt het belastingvoordeel uit op 36,93%. Het eigenwoningforfaitpercentage voor woningen tot een WOZ-waarde van € 1,2 miljoen daalt van 0,45% naar 0,35%. Het eigenwoningforfait is het percentage van de WOZ-waarde wat bij het inkomen moet worden opgeteld voor de inkomstenbelasting.
Het nieuwe NHG-plafond stijgt naar € 405.000 en € 429.300 inclusief energiebesparende voorzieningen. Het tweede inkomen telt voortaan volledig mee. Een studieschuld gaat zwaarder meewegen bij het berekenen van de maximale hypotheek.
Indien u nog vragen heeft neem dan contact met ons op (013-4550935).
In de laatste btw-aangifte van 2022 moet de btw-correctie worden aangegeven voor het privégebruik van een auto van de zaak door u als dga of door een werknemer. Hoe moet deze btw-correctie worden berekend?
Voor 31 januari 2023.
Het zal u bekend zijn dat u de btw-aangifte over een kwartaal moet indienen
(en betalen) in de maand na afloop van dit kwartaal. Over het vierde kwartaal van 2022 moet u dus in januari 2023 aangifte doen en de verschuldigde btw afdragen. Dit lijkt nog ver weg, maar in deze aangifte zit een aantal bijzondere posten die meer aandacht vragen, waaronder de btw-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak door u of door uw werknemers.
Auto van de zaak.
De reden voor deze correctie is dat u gedurende het jaar de btw op de autokosten, denk aan brandstof en onderhoud, geheel als voorbelasting in aftrek heeft gebracht. Omdat u (of uw werknemer) echter ook privé rijdt in deze auto, zijn deze kosten (en dus de btw) niet geheel als zakelijk op te voeren. Hierbij speelt ook de btw op de aankoop van de auto van de zaak een rol.
2,7% van de cataloguswaarde
In beginsel moet u een btw-correctie aangeven van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto. Als uw auto dus een cataloguswaarde heeft van € 40.000, moet er ieder jaar een btw-correctie plaatsvinden van € 1.080.
Tip. Het bedrag van de btw-correctie inzake het privégebruik van de auto is fiscaal gezien een kostenpost en mag u van de winst van uw BV aftrekken.
1,5% van de cataloguswaarde
U kunt de correctie beperken door toepassing van een lager percentage. Er geldt namelijk een percentage van 1,5% voor auto’s die uw onderneming nog in gebruik heeft na afloop van het vierde jaar, volgend op het jaar van ingebruikneming. De btw op de aanschaf wordt dan geacht verrekend te zijn, waardoor het percentage daalt.
Tip. U mag de 1,5% ook toepassen als er geen btw is verrekend bij de aankoop van de auto (bijv. bij aankoop van een marge-auto of bij aankoop via een particulier).
Werkelijk gebruik
Ten slotte bestaat er altijd de mogelijkheid om aan te tonen dat de correctie op basis van het forfait (2,7%/1,5%) te hoog is. Hiervoor moet u inzicht hebben in het totaalaantal gereden kilometers, het aantal zakelijke kilometers en de jaarlijkse kosten voor de auto waarop btw is verrekend. Tel bij deze laatste post ook 20% van de btw op de aanschaf mee in de eerste vijf jaar.
Tip. Een sluitende kilometeradministratie (zoals voor de bijtelling) is hier niet vereist. Het aantal verreden kilometers kan bepaald worden aan de hand van de kilometerstanden. Uw zakelijke kilometers kunt u afleiden uit uw agenda.
Let op. Woon-werkverkeer wordt voor de btw als privé aangemerkt.
Statistische gegevens.
Ook statistische gegevens kunnen de verhouding zakelijk/privé onderbouwen. Hieruit is af te leiden dat het privégebruik vaak 60-65% van het totale gebruik uitmaakt. Dit kan een goede basis zijn voor een concrete afspraak met de Belastingdienst hierover.
Voor een auto die in uw bedrijf nog gebruikt wordt na het vierde jaar na het jaar van ingebruikneming, geldt een lager percentage, 1,5 in plaats van 2,7% van de cataloguswaarde. Als de auto voor 2018 is aangeschaft, geldt bij de aangifte over 2022 al de 1,5%. Bereken of een btw-correctie op basis van het werkelijke gebruik niet voordeliger uitpakt.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
Het einde van het jaar komt in zicht. Dit betekent dat u ook eens stil moet staan bij de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Welke bijzondere posten moet u daarin meenemen?
Bijzondere posten.
Het zal u bekend zijn dat u de btw-aangifte over een kwartaal moet indienen (en betalen) in de maand na afloop van dit kwartaal. Over het vierde kwartaal van 2022 moet u dus in januari 2023 aangifte doen en de verschuldigde belasting afdragen. Dit lijkt nog ver weg, maar in deze aangifte zitten een aantal bijzondere posten die meer aandacht vragen. Reden genoeg om deze eens voor u op een rijtje te zetten.
Auto van de zaak
Btw-correctie voor privégebruik.
Allereerst het privégebruik van de auto van de zaak. Hiervoor moet een btw-correctie plaatsvinden die u aangeeft in de laatste btw-aangifte van het jaar. De reden voor deze correctie is dat u gedurende het jaar de btw op de autokosten, denk aan brandstof en onderhoud, geheel als voorbelasting in aftrek heeft gebracht. Omdat u (of uw werknemer) echter ook privé rijdt in deze auto, zijn deze kosten (en dus de btw) niet geheel als zakelijk op te voeren. Hierbij speelt ook de btw op de aankoop van de auto van de zaak een rol.
2,7% van de cataloguswaarde.
In beginsel moet u een btw-correctie aangeven van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto. Als uw auto dus een cataloguswaarde heeft van € 40.000, moet er ieder jaar een btw-correctie plaatsvinden van € 1.080. Tip. Het bedrag van de btw-correctie inzake het privégebruik van de auto is fiscaal gezien een kostenpost en mag u van uw winst aftrekken.
Lagere correctie.
De correctie van 2,7% van de cataloguswaarde is natuurlijk een fors bedrag. Gelukkig zijn er wel manieren om deze correctie te beperken. Allereerst is de btw-correctie nooit hoger dan het bedrag dat u in één boekjaar aan btw over de autokosten heeft verrekend. U moet er dan nog wel rekening mee houden dat er mogelijk aankoop-btw op de auto zit. Hiervan moet u 20% per jaar in uw berekening meenemen.
1,5% van de cataloguswaarde.
Een tweede manier om de correctie te beperken, is toepassing van een lager percentage. Er geldt namelijk een percentage van 1,5% voor auto’s die uw onderneming reeds vijf jaar in bezit heeft. De btw op de aanschaf wordt dan geacht verrekend te zijn, waardoor het percentage daalt.
Tip. U mag ook 1,5% van de cataloguswaarde toepassen als er geen btw is verrekend bij de aankoop van de auto (bijv. bij aankoop van een marge-auto of bij aankoop via een particulier).
Werkelijk gebruik.
Ten slotte bestaat er altijd de mogelijkheid om aan te tonen dat de correctie op basis van het forfait (2,7%/1,5%) te hoog is. Hiervoor moet u inzicht hebben in het totaalaantal gereden kilometers, het aantal zakelijke kilometers en de jaarlijkse kosten voor de auto waarop btw is verrekend. Tel bij deze laatste post ook 20% van de btw op de aanschaf mee in de eerste vijf jaar. Let op. Woon-werkverkeer wordt voor de btw als privé aangemerkt.
Rubriek 1d.
Heeft u de btw-correctie voor de auto van de zaak bepaald, dan moet u deze vervolgens opnemen in de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Dit doet u in rubriek 1d van de aangifte.
Voorzieningen
Privévoordeel. Naast de auto van de zaak zijn er meer bijzondere posten die in aanmerking moeten worden genomen in de btw-aangifte over het vierde kwartaal. Wat dacht u bijv. van personeelsvoorzieningen, maar ook giften en relatiegeschenken. Omdat dit voor de ontvanger vaak een privévoordeel met zich meebrengt, is de btw hierop beperkt aftrekbaar.
Drempelbedrag.
Alleen als u per jaar per werknemer of relatie niet meer uitgeeft dan € 227, kunt u de btw hierover aftrekken. Heeft u meer uitgegeven en heeft u de btw hierover afgetrokken als voorbelasting, dan corrigeert u in de laatste btw-aangifte van het jaar uw voorbelasting.
Berekening.
De persoonsgebonden uitgaven, zoals giften en relatiegeschenken, rekent u toe aan de desbetreffende personen. Uitgaven die u doet voor een groep medewerkers (personeelsvoorzieningen), zoals bedrijfsfitness, deelt u door het aantal personen dat van de voorziening gebruikmaakt of gebruik kan maken. U kunt nu per medewerker vaststellen of u het drempelbedrag heeft overschreden. Voor de gevallen waarin dat zo is, kunt u de btw over de uitgaven niet als voorbelasting aftrekken en maakt u dus een correctie in de btw-aangifte over het vierde kwartaal.
Eigen bijdrage.
Ontvangt u van uw werknemers of relaties een eigen bijdrage voor de voorzieningen of de relatiegeschenken, dan trekt u deze opbrengsten (exclusief btw) af van de uitgaven. Als de uitgaven op deze manier onder het drempelbedrag van € 227 komen, mag u de btw over de uitgaven volledig aftrekken.
Let op. Over de eigen bijdrage moet u btw betalen en aangeven in uw btw-aangifte.
Btw-belaste en onbelaste prestaties
Pro rata.
Een laatste aspect dat van belang is in de btw-aangifte over het vierde kwartaal, is de zogenaamde ‘pro rata’. Als uw omzet uit zowel btw-belaste als btw-onbelaste prestaties bestaat, dan mag u niet alle btw op uw kosten aftrekken. U moet er dan rekening mee houden dat niet al uw omzet belast is met btw.
Soorten uitgaven.
Heeft u zowel belaste als vrijgestelde omzet, dan heeft u te maken met drie soorten uitgaven:
Inschatting.
Bij de aanschaf van goederen of diensten die u gemengd gebruikt, maakt u een inschatting welk deel van de goederen of diensten u gaat gebruiken voor belaste omzet. De btw over dat deel trekt u af als voorbelasting.
Correctie na inschatting.
Maar daarmee bent u er nog niet. Na deze inschatting moet u mogelijk nog een correctie doorvoeren in de btw-aangifte van het vierde kwartaal. Hoelang u dit moet blijven doen, is afhankelijk van de soort uitgave die u heeft gedaan.
Wanneer herzien?
De btw kent meerdere momenten waarop u de afgetrokken btw eventueel herziet. Gebruikt u de goederen of diensten meteen na aankoop, dan bekijkt u aan het einde van het jaar of uw eerste inschatting overeenkomt met het uiteindelijke gebruik. Wijkt dit af, dan corrigeert u dat in de laatste btw-aangifte van het jaar. Dit kan dus leiden tot meer of minder aftrek.
Investering.
Als u kosten heeft gemaakt voor een investeringsgoed dat meerdere jaren wordt gebruikt, dan moet u ook meerdere jaren het gebruik blijven volgen. Voor onroerende goederen doet u dat in de negen jaar die volgen op het jaar van het in gebruik nemen van de investeringsgoederen. Voor roerende investeringsgoederen doet u dat vier jaar.
Verhouding.
In deze periode bekijkt u elk jaar of de verhouding tussen belast en vrijgesteld gebruik nog hetzelfde is als in het jaar dat u de investeringsgoederen in gebruik heeft genomen. Is dat niet zo en is het verschil groter dan 10%, dan moet u een deel van de afgetrokken btw herzien in de laatste btw-aangifte van dat jaar. Ieder jaar kan dit dus positief of negatief uitpakken.
Bedenk dat er diverse bijzondere posten moeten worden opgenomen in uw btw-aangifte over het vierde kwartaal, zoals de btw-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak en de personeelsvoorzieningen. Dit betekent dat u tijdig moet starten met het bijeenbrengen van de benodigde informatie.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
Als uw B.V. in de betalingsproblemen raakt, is het verstandig om tijdig een melding van betalingsonmacht in te dienen bij de Belastingdienst. Graag informeren wij u wanneer deze melding nu precies gedaan moet worden.
Bestuurdersaansprakelijkheid.
Het tijdig melden van betalingsonmacht is van groot belang voor een mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid. Bij het niet of te laat melden van de betalingsonmacht bij de Belastingdienst, moet u als bestuurder eerst bewijzen dat dit niet aan u te wijten is. Pas als dat lukt, kunt u nog proberen te bewijzen dat er geen sprake is van onbehoorlijk bestuur. In de praktijk lukt dat bijna nooit.
Bewijslast.
Bij een tijdige melding zal echter de Belastingdienst de zwaarste bewijslast dragen. Zij moeten dan aantonen dat het aan uw onbehoorlijke bestuur te wijten is dat de verschuldigde belasting niet op tijd is betaald. Dit blijkt in de praktijk vaak lastig te bewijzen.
Termijn melding betalingsonmacht.
Een melding van betalingsonmacht is tijdig als deze uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop de verschuldigde belasting behoorde te zijn betaald, is gedaan.
Btw en loonheffing.
Voor aangiftebelastingen, zoals btw en loonheffing, geldt dat deze binnen één maand na het tijdvak waarop ze betrekking hebben, moeten worden aangegeven en afgedragen. U heeft in beginsel na deze maand nog twee weken voor het melden van de betalingsonmacht.
Vennootschapsbelasting.
Voor aanslagbelastingen, zoals de vennootschapsbelasting, ligt dit anders. Deze worden na de aangifte via een aanslag verschuldigd. Zodoende kan twee weken na het moment dat de aanslag moest worden betaald, de betalingsonmacht worden gemeld.
Veel eerder melden.
Deze termijn van twee weken kan echter ook veel eerder al zijn gestart. Als u namelijk als bestuurder van de B.V. al bekend was met het bestaan van een forse fiscale schuld, dan kan het zijn dat u al veel eerder de betalingsonmacht had moeten melden. Dit speelt bijvoorbeeld bij oude btw-schulden die nog op de balans staan vermeld, maar niet zijn opgenomen in de aangiften en dus niet zijn voldaan. Als hiervoor door de Belastingdienst naheffingsaanslagen worden opgelegd, dan zou men verwachten dat hiervoor nog een melding betalingsonmacht kan plaatsvinden. Uiteraard binnen twee weken na de dagtekening van deze aanslagen.
Let op. Uit rechtspraak blijkt echter dat indien u als bestuurder al langer op de hoogte was van deze flinke belastingschulden, de melding van betalingsonmacht veel eerder had moeten plaatsvinden (ECLI:NL:GHDHA:2014:3480). De melding had direct na het indienen van de btw-aangiften moeten worden gedaan en niet pas na het opleggen van de naheffingsaanslagen.
Aandachtspunten
-Niet steeds opnieuw.
Als u eenmaal de betalingsonmacht van de B.V. gemeld heeft, hoeft u niet voor iedere nieuwe belastingschuld opnieuw te melden.
Tip. Het is zelfs zo dat als de eerste melding te laat is gedaan, deze toch rechtskracht heeft voor belastingschulden die daarna ontstaan.
-Einde status onmacht.
De status van betalingsonmacht kan uiteraard ook weer eindigen. Dit is het geval als de Belastingdienst schriftelijk aan uw B.V. meldt dat de betalingsonmacht niet langer aanwezig wordt geacht, bijvoorbeeld omdat uw onderneming weer is begonnen met betalen. In dat geval moet er bij een nieuwe betalingsonmacht om te betalen, ook opnieuw melding bij de Belastingdienst worden gedaan.
Een melding van betalingsonmacht is tijdig als deze uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop de verschuldigde belasting behoorde te zijn betaald, is gedaan. Bewaar bewijsstukken waarmee u kunt aantonen dat de melding heeft plaatsgevonden.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
Als dga moet u jaarlijks een gebruikelijk loon aan uw BV onttrekken. Dit is vaak zwaarder belast dan dividend in box 2. Daarom is het van belang dit gebruikelijk loon zo laag mogelijk te houden. Hoe kan dat en wat scheelt het per saldo?
Gebruikelijkloonregeling
Anders dan veelal gedacht wordt, bedraagt het gebruikelijk loon in 2022 niet standaard € 48.000. Het gebruikelijk loon moet namelijk worden vastgesteld op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking of op het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn bij uw BV, indien één van deze bedragen meer is dan € 48.000. Let op. Alleen als het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 48.000, wordt het gebruikelijk loon vastgesteld op dit bedrag. U met dit dan wel aantonen.
Niet standaard € 48.000
Een gebruikelijk loon van € 48.000 is dus lang niet altijd voldoende en eerder bedoeld als minimum. Let op. Ga hiermee dus niet de fout in, want op correcties achteraf, inclusief rente en wellicht zelfs een boete, zitten u en uw BV natuurlijk niet te wachten. Een gebruikelijk loon van deze omvang is eigenlijk alleen verdedigbaar als u voor een dergelijk brutosalaris in een soortgelijk dienstverband aan de slag zou gaan.
Gebruikelijk loon beperkt houden
Bijtelling auto in mindering
Een van de manieren om uw gebruikelijk loon te verminderen, is via de auto van de zaak. U mag namelijk de fiscale bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak op uw gebruikelijk loon in mindering brengen. Een auto met een cataloguswaarde van bijv. € 80.000 en een bijtelling van 22%, betekent dus dat u jaarlijks € 17.600 (€ 80.000 x 22%) minder aan gebruikelijk loon hoeft op te nemen.
Kostenvergoedingen in mindering
Ook kostenvergoedingen kunt u in mindering brengen op het gebruikelijk loon, op voorwaarde dat deze individualiseerbaar zijn. Het is niet van belang of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijv. aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of congresbezoek of aan een belaste vergoeding voor representatieve kleding.
Beperk loon meestverdiener
Wellicht heeft uw BV behoefte aan één of enkele werknemers die fors meer verdienen dan u, waardoor u aannemelijk moet maken dat uw gebruikelijk loon lager ligt. U kunt dan in overleg de optie onderzoeken om deze mensen als zzp’er in te huren in plaats van in dienst te nemen. U moet er dan wel van uitgaan dat ze niet alleen voor uw BV gaan werken. Let op. Zorg ook voor een modelovereenkomst, zodat uw BV achteraf niet met naheffingen geconfronteerd wordt.
Toch meer inkomen nodig?
Heeft u uw gebruikelijk loon binnen de wettelijke mogelijkheden kunnen verlagen, maar heeft u toch meer inkomen nodig, maak dan liever gebruik van de werkkostenregeling of keer dividend uit, in plaats van bijv. een belaste bonus.
Gebruik werkkostenregeling
Binnen de werkkostenregeling moet u er wel rekening mee houden dat de uitkering voldoet aan de gebruikelijkheidstoets, dus maak het niet te bont. Uitkeringen tot € 2.400 per jaar zijn echter sowieso toegestaan en dat geldt ook voor uw partner indien deze op de loonlijst staat.
Keer dividend uit
Ook dividend is fiscaal veelal een stuk ‘goedkoper’ dan extra salaris in box 1, zelfs als uw BV een vennootschapsbelastingtarief van 25,8% zou kennen. De belastingdruk op dividend bedraagt dan immers nog steeds maar 45,76%, tegen een toptarief in box 1 van 49,5%. Betaalt uw BV maar 15% vennootschapsbelasting, dan bedraagt de belastingdruk zelfs maar 37,87%.
Het loont vaak om uw gebruikelijk loon laag te houden. Vergeet dus niet de fiscale bijtelling voor uw auto van de zaak en kostenvergoedingen, belast en onbelast, erop in aftrek te brengen. Onthoud verder dat de werkkostenregeling en dividend in de regel fiscaal een stuk voordeliger zijn dan salaris.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
De vakantie komt eraan en dus trekken velen van ons er weer op uit. Heeft u of uw werknemer (of dga) een auto van de zaak? Hoe zit het dan met de bijtelling als u deze voor de vakantie gebruikt of deze tijdelijk inwisselt voor een andere?
Van e-auto naar brandstof?
Als we op vakantie gaan, gebruiken we daarvoor nog steeds vaak de auto. Voor degenen met een auto van zaak is het wel van belang hoe het dan zit met de bijtelling, bijv. als u alleen voor uw vakantie privékilometers maakt of tijdens uw vakantie uw elektrische auto omwisselt voor een gewone brandstofauto.
Alleen privégebruik tijdens vakantie?
Als u de beschikking heeft over een auto van de zaak, krijgt u met de bijtelling te maken als u meer dan 500 kilometer privé rijdt.
Let op. Gebruikt u de auto alleen in de vakantie privé, dan is het dus oppassen geblazen. Veel verder dan Nederland zult u immers niet komen zonder de grens van 500 kilometer, ofwel 250 kilometer enkele reis, te overschrijden. Schiet u over deze grens heen, dan betaalt u dus de bijtelling over het hele jaar!
Twee auto’s.
Misschien heeft uw werknemer de beschikking over een auto die niet erg geschikt is voor zijn vakantie en krijgt hij u zo gek dat u voor de vakantiemaanden een andere ter beschikking stelt. In dat geval krijgt hij voor beide auto’s met de bijtelling te maken, want beide auto’s staan ter beschikking. Voor de oorspronkelijk ter beschikking gestelde auto zal de bijtelling gelden voor het hele jaar, ervan uitgaande dat deze het hele jaar ter beschikking staat en voor de tweede auto alleen voor de maanden dat deze ter beschikking staat, dus de vakantiemaanden.
Ontkomen?
De werknemer ontkomt alleen aan de bijtelling als hij per auto niet meer dan 500 kilometer privé rijdt, omgerekend naar een vol jaar. Staat een vakantieauto dus maar één maand ter beschikking, dan ontkomt de werknemer aan de bijtelling voor die ene maand als hij de auto niet meer dan 1 / 12 x 500 km = 41 km privé gebruikt.
Vervangende auto.
Als er tijdens de vakantie van een vervangende auto gebruik wordt gemaakt, geldt voor beide auto’s de bijtelling over de periode waarop de auto’s ter beschikking staan. Dit is alleen niet zo als er met beide auto’s samen niet meer dan 500 kilometer in het jaar privé wordt gereden. Daarbij moet de auto die tijdens de vakantie niet wordt gebruikt, ook daadwerkelijk niet meer ter beschikking staan, bijv. doordat de sleutels en papieren worden ingeleverd. Zo niet, dan staat de auto nog steeds ter beschikking en geldt dus nog gewoon de volle bijtelling.
Alleen auto voor vakantie?
Staat alleen voor de vakantie een auto ter beschikking, dan geldt alleen voor deze periode de bijtelling. Ook nu geldt dat dit alleen niet zo is als er met de auto niet meer dan 500 kilometer privé op jaarbasis wordt gereden. Staat de auto maar één maand ter beschikking, dan is dit dus omgerekend weer maximaal 41 kilometer.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
Op 14 april 2022 informeerde Minister Kaag van Financiën de Tweede Kamer dat het Bureau Economische Handhaving (BEH) van de Belastingdienst gaat beginnen met de handhaving van organisaties die nog niet hebben voldaan aan de registratieplicht in het UBO-register.
Hierbij geeft de Kamer van Koophandel de gegevens van organisaties door aan het BEH, waarvan diens uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) na 27 maart 2022 nog niet, niet juist of niet volledig zijn doorgegeven. Hierna neemt het BEH via een brief of telefonisch contact op met de organisaties, waarbij zij de organisaties herinnert aan de ontbrekende gegevens. Indien de UBO’s dan binnen 2 weken op een juiste manier worden geregistreerd, wordt er geen boete opgelegd. Echter, indien er niet binnen 2 weken een juiste of volledige inschrijving in het UBO-register heeft plaatsgevonden, kan de BEH hiervoor een boete of dwangsom opleggen. De boete bedraagt maximaal € 22.500. Er geldt geen maximumbedrag voor een dwangsom.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
De mogelijkheid om bijzonder uitstel van betaling vanwege corona te krijgen, is beëindigd. U moet als ondernemer dus weer gewoon direct aan uw fiscale verplichtingen voldoen. Maar hoe gaat u om met de opgebouwde coronabelastingschuld?
Einde coronasteunmaatregelen
Weer direct voldoen
Sinds 1 april 2022 bestaat er geen bijzondere regeling meer voor uitstel van betaling van belastingschulden vanwege de coronacrisis. Dit betekent dat uw onderneming haar fiscale verplichtingen weer direct moet voldoen. Alle belastingen waarvoor u op of na 1 april 2022 aangifte doet, moet u weer op tijd betalen. Ook belastingen waarvan de betaaldatum op of na 1 april 2022 ligt, moet u gewoon op tijd betalen.
Vanaf welke tijdvakken
Doet u op of na 1 april 2022 aangifte over een of meer van de hiernavolgende tijdvakken?
In dat geval zijn dit de tijdvakken waarover u voor het eerst niet alleen op tijd aangifte moest doen, maar ook weer op tijd moest betalen. Het bedrag van een aangifte over de derde vierwekenperiode van 2022 moest uiterlijk 27 april 2022 op de rekening van de Belastingdienst staan. Het bedrag van een aangifte over maart 2022 moest uiterlijk 30 april 2022 zijn gestort. Dat geldt ook voor het bedrag van een aangifte over het eerste kwartaal van 2022.
Afbetalen belastingschulden 60 maanden de tijd
Veel ondernemingen hebben een behoorlijke belastingschuld opgebouwd tijdens de coronacrisis. U krijgt van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2027 de tijd om deze belastingschuld af te betalen.
U betaalt dan elke maand een vast bedrag aan de Belastingdienst.
Let op: De uiterste betaaldatum van de eerste termijn is 31 oktober 2022.
Invorderingsrente
De Belastingdienst rekent wel rente (invorderingsrente) over uw coronabelastingschuld. Om de gevolgen van de coronacrisis te matigen, is deze rente flink verlaagd. Voor de periode van 23 maart 2020 tot en met juni 2022 bedraagt deze namelijk slechts 0,01%.
Daarna wordt deze stapsgewijs verhoogd naar 1% (tot 1 januari 2023) en uiteindelijk 4% (vanaf 1 januari 2024).
Let op: Dit betekent dus dat u reeds voor de start van de afbetalingsregeling invorderingsrente betaalt over uw belastingschuld.
Nu al terugbetalen
Daardoor kan het aantrekkelijk zijn om reeds nu te starten met het aflossen van uw belastingschuld. Betaalt u voor 1 oktober 2022 al een deel van uw belastingschuld terug, dan wordt het maandelijkse bedrag van uw betalingsregeling lager. Betaalt u vanaf de start van de terugbetalingsregeling (dus na 1 oktober 2022) extra terug, dan blijft uw maandbedrag gelijk, maar zal de looptijd van uw regeling korter worden. Dit levert u ook een rentevoordeel op.
Overzicht Belastingdienst
Vanaf begin april verstuurt de Belastingdienst brieven met een overzicht van de tot en met 31 januari 2022 opgebouwde belastingschuld en de voorwaarden van de betalingsregeling. In juli volgt er een brief met de definitieve hoogte van de totale coronaschuld die onder de betalingsregeling valt en het bijbehorende te betalen maandbedrag.
Individuele afspraak maken
Kunt u op dit moment niet aan uw fiscale verplichtingen voldoen of verwacht u dat de betalingsregeling vanaf 1 oktober 2022 niet haalbaar is voor uw onderneming? Neem dan contact op met de Belastingdienst voor het maken van een individuele, specifieke afspraak omtrent de aflossing van uw belastingschuld.
Betaalt u voor 1 oktober 2022 al een deel van uw coronabelastingschuld terug, dan wordt het maandelijkse bedrag van uw betalingsregeling lager. Betaalt u na 1 oktober 2022 extra terug, dan blijft uw maandbedrag gelijk, maar wordt de looptijd van de regeling korter. Beide opties leveren u een rentevoordeel op.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
Financiële instellingen zullen volgens Europese regelgeving in de toekomst mogelijk verplicht worden het cryptobezit van hun klanten aan de Belastingdienst door te geven.
Automatische uitwisseling gegevens:
Volgens de Common Reporting Standard (CRS) delen de aangesloten landen automatisch financiële gegevens met elkaar. De CRS is opgesteld door de OESO met als hoofddoel het bestrijden van belastingontduiking. De CRS is in Europa geïmplementeerd en uitgewerkt in een EU-richtlijn: The Directive on Administrative Cooperation (DAC). De DAC-richtlijn, waarvan inmiddels de achtste aanvulling (DAC8) aanstaande is, verplicht financiële instellingen als banken om de gegevens van hun gebruikers met de fiscale autoriteiten van hun staat te delen. Met de invoering van DAC8 zal deze verplichting ook gelden voor crypto-exchanges. Als de voorgestelde plannen van de Europese Commissie inderdaad doorgaan, wordt mogelijk het cryptobezit automatisch zichtbaar in de vooraf ingevulde aangifte (VIA), net als het vermogen op bankrekeningen.
Verplichte renseignering
In Nederland zijn volgens de AWR onder meer banken verplicht om gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst. Deze gegevens gebruikt de Belastingdienst voor controlebevoegdheden (contra-informatie) en voor het automatisch opstellen van de VIA. Het is de verwachting dat voor crypto-exchanges eenzelfde renseigneringsplicht zal gaan gelden.
Cryptobezit: box 1 of box 3?
Door de implementatie van DAC8 wordt het anoniem houden van cryptovaluta moeilijker. Wordt de cryptovaluta aangehouden bij een crypto-exchange in een lidstaat van de Europese Unie, dan heeft Belastingdienst de mogelijkheid om te controleren of het cryptovermogen en/of de crypto-inkomsten juist en volledig zijn opgegeven in de aangifte IB. Dat roept direct de vraag op hoe wij als uw adviseur de activiteiten van uw klant moet kwalificeren en dan met name of de opbrengsten daaruit in box 1 dan wel box 3 vallen. Als de activiteiten ‘normaal actief vermogensbeheer’ zijn, dan bevinden zij zich in de beleggingssfeer en derhalve belastbaar in box 3. Van een belastbaar resultaat in box 1 is sprake als de werkzaamheden waaruit crypto-opbrengsten voortvloeien, naar hun aard en omvang onmiskenbaar zijn gericht op het behalen van – redelijkerwijs te verwachten – voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan.
Voordeelverwachting
Omdat de handel in cryptovaluta in hoge mate speculatief van aard is, is er niet snel sprake van een ‘redelijkerwijs te verwachten’ voordeel. Met andere woorden: het voordeel is niet redelijkerwijs voorzienbaar. Dit wordt anders als de gebruiker zich in een voorsprongpositie bevindt, omdat hij over kennis beschikt die andere marktpartijen niet hebben (informatie-asymmetrie). Te denken valt aan het aanwenden van voorkennis of daarmee gelijk te stellen vormen van kennis. Het hebben van ervaring en deskundigheid is overigens niet gelijk te stellen met voorkennis. Het stelt de gebruiker in staat het voordeel beter in te schatten op basis van de voor alle marktpartijen beschikbare informatie, maar dat maakt het voordeel niet voorzienbaar. Ook het uitvoerig zelf verrichten van arbeid leidt er op zichzelf niet toe dat het voordeel voorzienbaar wordt. Daarvoor is immers vereist dat met het aanwenden van ervaring, kennis en/of deskundigheid in samenhang met de verrichte arbeid de uitkomst van de transactie kan worden beïnvloed (denk bijv. aan het uitponden van panden).
Gegevens in de aangifte
Vanwege het speculatieve karakter valt de handel in cryptovaluta in de meeste gevallen in box 3. Leg daarom vast wat de omvang van het vermogen is op de betreffende peildatum. Leg ook de transactiegeschiedenis periodiek vast. Bij fiscale procedures over cryptovaluta is namelijk het gebrek aan voorhanden zijnde documentatie het grootste probleem.
Ons advies
Als u in cryptovaluta belegt, documenteer dan zo veel mogelijk uw activiteiten.
Dat betreft zowel de omvang van het bezit van cryptovaluta op de peildatum als de transactiegeschiedenis.
Met invoering van DAC8 zullen financiële instellingen verplicht worden het bezit van cryptovaluta van hun klanten aan de Belastingdienst door te geven. De cryptovaluta moet dan op de juiste wijze fiscaal in de aangifte worden verwerkt.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.
In deze tijd dat de energieprijzen de pan uit rijzen, worden nieuwe en lopende contracten met de energieleveranciers steeds belangrijker. Hoe zit dat?
Particulier of ondernemer?
Energieleveranciers bieden particuliere en zakelijke overeenkomsten aan. Bent u zzp’er of zakelijke kleinverbruiker of heeft u een eenmanszaak, dan is een zakelijk contract meestal helemaal niet nodig. Onder voorwaarden zijn de zakelijke energiekosten en de btw sowieso aftrekbaar.
Let op.
Soms biedt men een zakelijk contract aan en zegt men dat de consumentvoorwaarden van toepassing zijn. U moet dan wel zelf even checken wat de verschillen zijn en waarom u dan een zakelijke overeenkomst zou moeten nemen. Als consument bent u namelijk beter beschermd.
Tip. Heeft u een zakelijk contract en onenigheid met de leverancier, dan kunt u het geschil (onder de €50.000) voorleggen aan de Geschillencommissie Energie Zakelijk (https://bit.ly/3CnbUKm). Het besluit van de commissie is bindend.
Tarieven verhogen.
Stel, u heeft een contract dat nog een of enkele jaren loopt en de afgesproken tarieven zijn beduidend lager dan de tarieven van dit moment. Er zijn leveranciers die het contract dan eenzijdig opzeggen en hogere tarieven gaan hanteren. In de media verschijnen tegenstrijdige berichten hierover.
Tip. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) bevestigde onlangs nogmaals dat het niet is toegestaan om vaste tarieven aan te passen. Op de website van de ACM kunt u lezen wat te doen en modelbrieven downloaden ( https://bit.ly/3wPk1yl ). Variabele tarieven worden meestal op 1 januari en 1 juli aangepast, dat hangt van de algemene voorwaarden af.
Contracten stilzwijgend verlengen.
Loopt het contract met een energieleverancier af, dan mag deze het contract stilzwijgend voor onbepaalde tijd verlengen, mits dat in de voorwaarden staat.
Tip. Maar u mag het contract dan wel opzeggen met inachtneming van een maximale opzegtermijn van een maand.
De energieleverancier failliet.
U hoeft zich gelukkig geen zorgen te maken dat de levering plotseling wordt stopgezet als uw leverancier failliet gaat. In het geval van Welkom Energie, dat onlangs failliet ging, werden de klanten door Eneco overgenomen. In zo’n situatie krijgt u een nieuw contract van de overnemende partij. Dat contract kan duurder zijn, maar dit kunt u binnen een maand opzeggen.
Ook voor zzp’ers en zakelijke kleinverbruikers is het aantrekkelijk om een particulier contract af te sluiten. Dat biedt juridisch meer bescherming, zoals opzegmogelijkheden.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.