K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg
T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01
K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg
T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01
Ik krijg vaak de vraag wanneer is het voor mij fiscaal aantrekkelijk om naar een B.V. te gaan. Met de wijziging van de belastingtarieven is in 2025 ook de keuze van wel of geen B.V. veranderd. Maar wanneer is de B.V. anno 2025 fiscaal aantrekkelijker dan de eenmanszaak of een V.o.f?
In hoeverre speelt het uitdelen van winst een rol?
Overstap naar B.V. maken ?
De politiek blijft wispelturig. Zo kende box 2 in 2024 voor het eerst een laag en een hoog tarief. Per 2025 is het hoge tarief weer verlaagd. Het tarief van de vennootschapsbelasting (Vpb) is gelijk gebleven, maar dat van de inkomstenbelasting licht verlaagd. Daar staat weer tegenover dat de ondernemersfaciliteiten in de inkomstenbelasting fors zijn verminderd. Dus is de vraag weer actueel of en wanneer u het beste de overstap naar de B.V. kunt maken.
Samengestelde tarieven.
Een DGA met een B.V. moet eerst een zogenoemd ‘gebruikelijk loon’ aan de B.V. onttrekken dat belast wordt in box 1. Dit bedraagt in beginsel minstens € 56.000. De resterende winst wordt eerst belast met Vpb. Over de eerste € 200.000 is het tarief 19%, over het meerdere 25,8%. Wordt het restant uitgedeeld, dan is het tarief in box 2 24,5% over de eerste € 67.804 over het meerdere is het tarief 31%. De winst van een eenmanszaak wordt ook belast in box 1, maar hierop mag eerst een aantal ondernemersfaciliteiten in mindering worden gebracht.
Daarnaast moet er ook rekening worden gehouden met premies Zorgverzekeringswet (Zvw).
Eenmanszaak versus B.V.
Als we het netto-inkomen bij verschillende winstniveaus vergelijken, krijgen we de volgende tabel.
Winst | IB-ondernemer | B.V./DGA | Verschil |
€ 75.000 | € 52.953 | € 50.401 | € 2.552 |
€ 100.000 | € 63.844 | € 65.690 | -/- € 1.846 |
€ 150.000 | € 89.581 | € 95.727 | -/- € 6.146 |
€ 350.000 | € 200.100 | € 203.095 | -/- € 2.995 |
€ 424.000 | € 240.993 | € 240.982 | € 11 |
€ 500.000 | € 282.991 | € 279.892 | € 3.099 |
Omslagpunt.
Duidelijk is dat de B.V. bij een hogere winst al snel voordelig is. Het omslagpunt ligt ongeveer bij een winst van € 87.500. Daarna wordt de B.V. al snel een stuk voordeliger tot een winst van € 424.000, waarna de eenmanszaak weer voordeliger wordt. Dit hangt samen met het hoge Vpb-tarief van 25,8% in combinatie met het hoge tarief in box 2 van 31%.
Let op.
Overigens is ermee gerekend dat alle winst ook direct wordt uitgedeeld. Dit hoeft echter niet voordelig te zijn, zeker niet als het vervolgens privé in box 3 wordt belast. Oppotten van winst heeft echter weer het nadeel dat bij uitdeling op het eind sneller het hoge box 2-tarief van 31% wordt bereikt. Uitdelen en oppotten met beleid is dus het devies.
Aandachtspunten:
Belang partner. Bij de vergelijking is geen rekening gehouden met een eventuele partner. Is deze er wel, dan kan er in box 2 rekening gehouden worden met het lage tarief van 24,5% tot een inkomen van € 135.608. Box 2-inkomen kan door partners namelijk onderling verdeeld worden, zodat dan tot twee keer € 67.804 het lage tarief geldt. Dit betekent dat het voordeel van de B.V. toeneemt en dat ook het omslagpunt van € 424.000 hoger komt te liggen.
Gebruikelijk loon. Er is verder gerekend met een gebruikelijk loon van € 56.000, maar dit mag niet minder zijn dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Bij hogere winsten is het dan ook niet denkbeeldig dat er met een hoger gebruikelijk loon gerekend moet worden, wat het voordeel van een B.V. weer vermindert.
Let op.
Er is geen rekening gehouden met individuele factoren, zoals een hoge aftrek van hypotheekrente.
Zakendoen in andere EU-lidstaten
Nieuw is dat vanaf 1 januari 2025 ook in Nederland gevestigde ondernemers gebruik kunnen maken van de kleineondernemersregeling btw in andere EU-lidstaten. We noemen dit de Europese kleineondernemersregeling btw (EU-KOR).
Tip
De EU-KOR kan interessant zijn als u goederen of diensten levert aan afnemers die geen recht hebben op aftrek van voorbelasting, zoals particulieren.
Verzoek
Hiervoor moet er een separaat verzoek worden ingediend bij de Nederlandse Belastingdienst. Vanaf 1 januari 2025 is het dus mogelijk de KOR aan te vragen voor EU-landen waarmee u zakendoet. U bepaalt zelf voor welke EU-lidstaten u de KOR aanvraagt. U hoeft in deze landen dan geen btw-aangiften te doen. Let op. Wel moet u ieder kwartaal de Nederlandse Belastingdienst een overzicht (opgaaf) verstrekken van de omzet die u in het voorgaande kwartaal in de EU heeft behaald.
Voorwaarden
Indien u als Nederlandse ondernemer gebruik wilt maken van de EU-KOR, dan is het vereist dat uw hoofdvestiging in Nederland ligt. De totale jaaromzet mag maximaal € 100.000 bedragen, opgeteld voor alle EU-landen, inclusief Nederland. U mag ook de nationale omzetgrens voor de EU-KOR in het EU-land waar u gebruikmaakt van de EU-KOR, niet overschrijden. Elk EU-land bepaalt zijn eigen nationale omzetgrens voor deelname aan de EU-KOR ( https://www.vatcalc.com/eu/2023-eu-vat-registration-intrastat-thresholds ). Als u de nationale omzetgrens overschrijdt, verschilt het per land hoe hiermee wordt omgegaan. In sommige landen eindigt uw deelname aan de EU-KOR direct.
Gevolgen toepassen EU-KOR
Alleen EU-KOR. Kiest u ervoor om in Nederland geen gebruik te maken van de KOR, maar past u de regeling wel toe in andere EU-lidstaten voor daar verrichte prestaties, dan kunt u de inkoop-btw die gerelateerd is aan de belaste handelingen in Nederland wel aftrekken. Voor inkoop-btw die te maken heeft met vrijgestelde handelingen buiten Nederland, heeft u geen aftrekrecht.
Alleen KOR in Nederland. Omgekeerd geldt: als u de KOR in Nederland toepast, maar de algemene btw-regels in andere EU-lidstaten volgt, heeft u geen recht op aftrek van inkoop-btw in Nederland. Zelfs niet voor de inkoop-btw die verband houdt met belaste handelingen in het buitenland.
Voorbeeld. Als u deelneemt aan de EU-KOR in bijv. Frankrijk, België en Italië, dan krijgt u een btw-vrijstelling in deze drie landen. Maar u kunt er ook voor kiezen om alleen in bijv. België aan de EU-KOR mee te doen. Dan krijgt u alleen in België een btw-vrijstelling.
Belangrijke administratieve stappen:
Andere aandachtspunten:
Als de Europese jaaromzet de drempel van € 100.000 overschrijdt, moet u de Belastingdienst binnen 15 werkdagen inlichten.
Door toepassing van de EU-KOR kunt u een btw-vrijstelling krijgen in een of meer EU-landen waarin u zakendoet. U moet wel ieder kwartaal de Belastingdienst een overzicht verstrekken van de omzet die u in de EU heeft behaald. Houd de nationale omzetgrens van het EU-land en de algemene omzetgrens van de EU-KOR (€ 100.000) goed in de gaten.
Op het forum van fiscaal dienstverleners werd onlangs een peiling gehouden met betrekking tot de keuzeherziening en de herinvesteringsaftrek. Wat speelt er?
Peiling onder fiscaal adviseurs
In een peiling werden door de Belastingdienst aan fiscaal dienstverleners twee stellingen voorgelegd.
Stelling 1.
Een startende ondernemer koopt een tweedehands auto van twaalf jaar oud. Deze auto behoort volgens de regels van de vermogensetikettering tot het keuzevermogen. De ondernemer kiest ervoor om de auto te etiketteren tot zijn privévermogen. Op het moment dat de auto 15 jaar oud is, mag de ondernemer de keuze herzien, omdat er dan andere regels gelden voor het berekenen van de bijtelling met betrekking tot de auto. Is deze stelling juist?
Stelling 2.
Naast de auto heeft de ondernemer ook een nieuwe aanhangwagen gekocht voor € 4.000. Hierop heeft de startende ondernemer willekeurig afgeschreven tot een boekwaarde van € 1.000. Na drie jaar wordt de aanhangwagen ingeruild voor een grotere aanhangwagen. Hij krijgt € 2.000 terug voor de aanhangwagen. Hij kan gebruikmaken van de herinvesteringsreserve van € 1.000. Is deze stelling juist?
Slechts 23% had juiste antwoorden
Slechts 23% van de fiscaal dienstverleners koos het juiste antwoord (beide stellingen zijn onjuist):
Toelichting stelling 1.
Bij keuzevermogen geldt in beginsel: eens gekozen, blijft gekozen. U kunt op uw keuze terugkomen, zolang de fiscale gevolgen nog niet onherroepelijk zijn. Meestal blijkt de keuze uit de aangifte inkomstenbelasting over het jaar waarin u start met uw onderneming of over het jaar waarin u het bedrijfsmiddel voor het eerst in gebruik neemt. Zolang de aanslag inkomstenbelasting nog niet onherroepelijk vaststaat, kunt u terugkomen op uw keuze. Een aanslag staat onherroepelijk vast indien de termijn voor bezwaar, beroep en cassatie is verstreken. Deze termijn verstrijkt zes weken na dagtekening van de definitieve aanslag.
Aanslag staat wel vast.
Indien de definitieve aanslag over het jaar van aanschaf onherroepelijk vaststaat, kunt u alleen onder bijzondere omstandigheden op uw keuze terugkomen. Dit is bijv. het geval als:
Toelichting stelling 2.
Ook deze stelling is onjuist. Zodra er op het vervreemde bedrijfsmiddel willekeurig is afgeschreven, moet u om de hoogte van de herinvesteringsreserve te bepalen, uitgaan van de boekwaarde zoals deze zou zijn zonder de toepassing van de willekeurige afschrijving. Het verschil tussen de boekwaarde de willekeurige afschrijving en de boekwaarde met willekeurige afschrijving moet dan in het jaar van vervreemding aan de winst worden toegevoegd.
Bij keuzevermogen geldt in beginsel: eens gekozen, blijft gekozen. U kunt op uw keuze terugkomen zolang de fiscale gevolgen nog niet onherroepelijk zijn, dus de definitieve aanslag nog niet vaststaat. Bewaak de termijnen die hiervoor gelden.
U kunt als startende ondernemer, onder voorwaarden, willekeurig afschrijven over bedrijfsmiddelen die u in de startfase heeft aangekocht. Dit kan ook als u toetreedt tot een onderneming. Hoe zit dit precies?
Afschrijven. Op het moment dat u een bedrijfsmiddel koopt, mag u niet alle kosten in één keer in het jaar van aanschaf in aftrek brengen. U moet over het bedrijfsmiddel afschrijven. Veelal schrijft u gedurende de gebruiksduur jaarlijks een vast percentage af van het verschil tussen de aanschafkosten en de restwaarde.
Startende ondernemers
Bent u een startende ondernemer voor de inkomstenbelasting, dan mag u afwijken van deze afschrijvingsmethode. U wordt als startende ondernemer aangemerkt als u recht heeft op de startersaftrek. Hier heeft u recht op als:
Willkeurige afschrijving. Voldoet u aan de voorwaarden, dan kunt u gebruikmaken van de Willekeurige afschrijving startende ondernemers (WASO). Kort gezegd komt deze regeling erop neer dat u zelf beslist hoe snel u afschrijft over uw investering. Er geldt hierbij geen minimum en dit betekent dat u er ook voor kunt kiezen om minder af te schrijven dan de reguliere afschrijving. Let op. De WASO geldt alleen voor ondernemers in de inkomstenbelasting.
Regels. Indien u in aanmerking komt voor de WASO, gelden er nog wel de volgende regels voor u. Zo mag u allereerst alleen de WASO toepassen op bedrijfsmiddelen die u kocht in de jaren dat u startersaftrek kon krijgen of in het jaar ervoor. Daarnaast kunt u niet willekeurig afschrijven over bedrijfsmiddelen die niet in aanmerking komen voor de investeringsaftrek.
Maximumbedrag. De investeringen die in aanmerking komen voor de WASO, zijn gebonden aan een maximumbedrag per kalenderjaar. Dit maximumbedrag is gelijk aan het maximumbedrag voor de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (in 2024: € 387.580). Heeft u voor een hoger bedrag geïnvesteerd dan het maximum, dan mag u zelf kiezen op welke bedrijfsmiddelen u willekeurig gaat afschrijven.
Toetreding samenwerkingsverband
U kunt ook als starter worden aangemerkt als u toetreedt tot een bestaande onderneming. Hierbij wordt u veelal gerechtigd tot (een deel van) de reeds aanwezige bedrijfsmiddelen. Dan schrijft u ook af over deze bedrijfsmiddelen.
Geen verplichting aangegaan. Ten aanzien van deze bedrijfsmiddelen bent u echter geen verplichting aangegaan, oftewel u heeft deze bedrijfsmiddelen niet zelf gekocht. Let op. Dit betekent dat u niet aan alle regels van de WASO voldoet en in beginsel de WASO niet kunt toepassen op deze bedrijfsmiddelen.
Goedkeuring. De staatssecretaris van Financiën heeft echter in het besluit van 7 december 2005 (CPP2005/1402M) reeds goedgekeurd dat een belastingplichtige die als startende ondernemer wordt aangemerkt bij de toetreding tot een onderneming, de WASO toch kan toepassen ook al is er geen sprake van het aangaan van een verplichting. Let op. Om van deze goedkeuring gebruik te kunnen maken, moet u wel een verzoek bij de Belastingdienst indienen.
Menig dga heeft een rekening courantverhouding met zijn B.V., waarbij er kleine bedragen over en weer gaan. Bij grotere bedragen zal er meestal sprake zijn van een lening. Dat kan van belang zijn als het mis gaat met de BV. Hoe zit dat?
Rekening courant: Bij een rekening courantverhouding met uw BV worden er kleine bedragen over en weer voorgeschoten en daarna verrekend. Bij bedragen tot € 17.500 hoeft er daarbij van de Belastingdienst geen rente betaald te worden. Gaat het om grotere bedragen, dan moet er dus wel rente betaald worden, omdat daarmee ook het zakelijke karakter van de rekening-courantlening kan worden vastgesteld.
Geldlening: Het kan ook zijn dat er voor langere tijd een groter geldbedrag wordt uitgeleend aan de BV door de dga of omgekeerd. De bedoeling daarvan is dat het geleende bedrag binnen een bepaalde tijd wordt afgelost en dat er rente wordt betaald over het geleende geld.
Let op: Als de geldlener niet verplicht is om af te lossen of geen rente hoeft te betalen over het geleende bedrag, kan de lening een onzakelijk karakter krijgen. Dat kan problemen geven als het misgaat met de BV.
Eisen aan de leningsovereenkomst
Vorm van kredietovereenkomst
Een lening is in juridische zin een kredietovereenkomst waarbij de gelduitlener zich verplicht een bepaald bedrag aan de geldlener te verstrekken, die zich op zijn beurt verplicht om dit bedrag terug te betalen. Over deze lening moet rente worden betaald. Als bij de lening niet is afgesproken hoe hoog de rente is, dan is deze gelijk aan de handelsrente. Deze laatste rente is dus hoger dan de wettelijke rente.
Mondelinge leningsovereenkomst
Aan de overeenkomst van geldlening stelt de wet geen vormvereisten. Het verstrekken van een lening kan dus ook berusten op een mondelinge afspraak tussen de partijen die de leningsovereenkomst sluiten.
Let op. Als deze echter wordt gesloten tussen de BV en de dga, dan ontstaan er sowieso bewijsproblemen, want welke afspraken heeft de dga dan met zijn BV gemaakt over de looptijd van de lening, de aflossingstermijnen en de rente? De enige die dat in feite kan bewijzen, is de dga zelf en dat is dus vragen om (bewijs)problemen.
Schriftelijke leningsovereenkomst
Wettelijk verplicht. Om de hiervoor genoemde redenen, maar ook omdat dit wettelijk vereist is bij rechtshandelingen tussen de BV en haar dga, moet een leningsovereenkomst altijd schriftelijk worden vastgelegd. Daarin moeten dus de afspraken op een zakelijke basis worden vastgelegd. Deze overeenkomst zou dus niet moeten verschillen met de overeenkomst van geldlening die met een derde wordt gesloten. De wettelijke eis van een schriftelijke overeenkomst is gesteld, omdat er anders een benadeling van andere schuldeisers op de loer ligt als het onverhoopt misgaat met de BV.
Zakelijke voorwaarden: Om het zakelijke karakter van een lening te benadrukken, moeten er in de schriftelijke leningsovereenkomst onder meer de volgende afspraken zijn vastgelegd:
Debiteurenrisico voor de BV
Lening aan de dga. Verder is van belang dat als de dga geld leent van de BV, de BV ondanks deze lening aan haar eigen verplichtingen kan blijven voldoen. Ook zou de lening door een derde partij tegen vergelijkbare voorwaarden verstrekt moeten kunnen worden.
Onzakelijke lening Lijdt het verstrekken van een lening door de BV aan de dga tot een onaanvaardbaar hoog debiteurenrisico voor de BV, dan wordt al gauw geconcludeerd dat dit een onzakelijke lening is. Fiscale afwaardering van de lening is dan bijv. niet toegestaan, maar ook zal de curator bij een onverhoopt faillissement nadrukkelijk aandacht aan de lening besteden, om te kijken of hij de dga kan aanspreken uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid.
Toestemming echtgenoot/partner?
Lening aan de B.V. Leent de dga geld aan de BV voor de normale bedrijfsuitoefening door de BV, dan heeft de dga hiervoor in beginsel toestemming nodig van zijn echtgenoot als er in gemeenschap van goederen getrouwd is of bij een geregistreerd partnerschap. Dit speelt bijv. bij het verschaffen van zekerheid via een hypotheek op de echtelijke woning. Bij huwelijkse voorwaarden kan dit overigens anders liggen en hangt het af van de inhoud van de huwelijkse voorwaarden.
Nietigheid geldlening door B.V.
De BV kan de nietigheid van een geldlening inroepen als de lening met de dga niet schriftelijk is vastgelegd. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang de dga aan het roer staat. Maar dat verandert wanneer dat niet het geval is, bijv. als de BV failliet gaat.
Nu men vaak langer doorrijdt met een auto van de zaak, rijst de vraag hoe dat fiscaal eigenlijk zit. Simpel afgaan op wat een salarispakket of aangifteprogramma zegt, is niet altijd verstandig, blijkt in de praktijk.
Bijtelling:
Dat de bijtelling van een auto van de zaak wijzigt zodra deze 15 jaar oud is, weet men waarschijnlijk wel: de bijtelling wordt dan 35% van de dagwaarde. Maar hoe zit het als de auto vijf jaar oud is? Op grond van de overgangsregeling houdt een auto van de zaak iets meer dan 60 maanden de bijtelling die geldt op zijn datum eerste tenaamstelling (DET). In de praktijk begint de 60-maandstermijn namelijk te lopen op de eerste volle dag van een maand. Een auto met een DET van 3 april 2019, heeft dus tot en met 30 april 2024 zijn ‘oude’ bijtelling. Het bijtellingspercentage is 22% in 2019 en is sindsdien niet gewijzigd. Wel is de korting op de bijtelling aangepast. In 2019 zat er op bepaalde auto’s nog 18% korting, waardoor de bijtelling voor deze auto’s per saldo 4% was. Na afloop van deze 60 maanden is de bijtelling voor het komende jaar op de volgende manier eenvoudig te berekenen:
Wat is de originele bijtelling ? |
DET t/m 2016: 25% DET 2017 of later: 22% |
Check of er voor deze auto in de huidige wettekst nog een korting geldt: |
Nulemissie auto ? |
Ja: korting Nee: geen korting |
Nulemissie auto op waterstof of met zonnepanelen? |
Ja: in 2024 6% korting op de bijtellen
Nee: in 2024 6% korting over € 30.000,- |
Let op:
De 60-maandsperiode geldt maar eenmalig. Voor auto’s van vijf jaar of ouder moet men dus elk kalenderjaar opnieuw beoordelen of er een korting op de bijtelling geldt.
Btw:
Is de auto gekocht? |
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5% Nee? |
Is er sprake van financial lease ? |
Ja: de correctie gaat omlaag naar 1,5%
Nee: de correctie blijft 2,7% |
Op btw-gebied gaat er na vijf jaar ook weleens wat mis. Zijn de daadwerkelijke privékilometers niet bekend en wordt er geen normale vergoeding voor het privégebruik betaald, dan is de standaard btw-correctie voor het privégebruik van de zaak 2,7% en bij een marge-auto 1,5%. Deze standaardpercentages gelden in principe in het jaar van aanschaf en de vier volle jaren daarna. Maar wat gebeurt er daarna? Bij een marge-auto is het simpel, dan blijft de btw-correctie 1,5%. Bij andere auto’s van de zaak moet men echter controleren of de auto is gekocht of geleaset. Bij een leaseauto moet men daarnaast controleren of het gaat om financial lease of operational lease. Hiervoor is het volgende stroomschema te gebruiken:
Let op:
In de praktijk wordt ook weleens de stelling ingenomen dat er in geval van operational lease voor oudere auto’s ook uit zou moeten worden gegaan van 1,5%. Er loopt op dit moment een procedure bij de rechter over deze stelling
Bz-advies:
De btw-correctie is ook voor vijf jaar oude auto’s nooit hoger dan het bedrag aan btw dat in dat jaar voor deze auto in aftrek is gebracht. Uiteraard zijn hier voorwaarden aan verbonden zoals een goede administratie en specificatie van de in aftrek gebrachte btw.
Conclusie:
Het is verstandig om bij auto’s van vijf jaar of ouder te controleren of de bijtelling en btw-correctie wel juist worden toegepast. Voor niet-nulemissie-auto’s gaat de bijtelling na vijf jaar naar het gewone standaardpercentage, maar voor nulemissie-auto’s kan in 2024 nog steeds een korting op de bijtelling worden toegepast, hoewel deze een stuk lager is dan vijf jaar geleden. Ook op btw-gebied is het zinvol om de aandacht erbij te houden. Het is toch jammer om een 2,7% correctie aan te geven wanneer het 1,5% had kunnen zijn.
Ga na of uw salarispakket of aangifteprogramma de bijtelling voor de auto van de zaak en de btw goed berekent als de auto ouder is dan vijf jaar. Rond deze tijd wijzigt een en ander.
In sommige gevallen kan er btw teruggevraagd worden op thuisbatterijen, maar de btw-teruggave geldt niet voor iedereen. Hoe zit dat?
Voorwaarden
De btw op de aankoop en installatie van een thuisbatterij kan worden teruggevorderd, mits er aan een aantal voorwaarden is voldaan:
Tip
Sommige thuisbatterijen hebben een modus waarin ze geautomatiseerd ontladen en laden op gunstige momenten, gebaseerd op de dynamische energieprijzen. Maar dat geldt niet voor alle thuisaccu’s. Check daarom voor aanschaf of de thuisbatterij die u wilt aanschaffen zo werkt. Alleen dan kunt u bij de Belastingdienst de btw terugvragen.
Btw-ondernemer
U krijgt de btw van uw thuisbatterij terug omdat de Belastingdienst u als btw-ondernemer ziet. Als u zich een jaar na de aanschaf aanmeldt voor de kleineondernemersregeling (KOR) hoeft er vanaf dat moment geen btw afgedragen te worden aan de Belastingdienst.
Let op
Als u al btw-ondernemer bent voordat u de thuisbaterijen koopt, is de kans groot dat u niet meer als kleine ondernemer wordt gezien, omdat de omzet meer dan € 20.000 per jaar bedraagt. In dit geval kan de btw op de aanschaf van de thuisbatterij worden teruggevraagd, maar moet er een forfaitair bedrag worden betaald aan de Belastingdienst. Als de btw op de thuisbatterij meer is dan € 2.495, dan moet er in de vier jaren na aanschaf elk jaar ongeveer € 15 per kWh opslagcapaciteit afgedragen worden.
Eerder zonnepanelen gekocht?
Heeft u eerder al de btw op uw zonnepanelen teruggevraagd en heeft u daarbij een beroep gedaan op de KOR, dan geldt er een btw-vrijstelling en kunt u geen btw terugvragen op de thuisbatterijen.
Heeft u eerder al de btw op uw zonnepanelen teruggevraagd en heeft u daarbij een beroep gedaan op de kleineondernemersregeling, dan geldt er een btw-vrijstelling en kunt u geen btw terugvragen op de thuisbatterijen.
Sinds dit jaar wordt er over een excessieve lening bij de BV belasting geheven. Dit kan men voorkomen door een bij de BV gesloten lening tijdig af te lossen. Welke mogelijkheden bestaan hiervoor en waar moet u op letten?
Wat speelt er?
Lenen bij de BV door de eigen dga is razend populair. Zo blijkt uit onderzoek dat ruim 60% van alle dga’s leent bij de eigen BV. Bovendien is 10% van alle dga’s verantwoordelijk voor 60% van het totale bedrag aan leningen. Via leningen bij de eigen BV kan de dga belastingheffing uitstellen, want over een lening hoefde tot dit jaar in beginsel geen belasting betaald te worden.
Let op. Inmiddels is dit veranderd en wordt er over ‘excessieve’ leningen belasting geheven in box 2. Dus rijst de vraag: hoe is dit te voorkomen?
Wanneer belastingheffing?
Sinds dit jaar mag een dga nog maximaal € 700.000 lenen bij zijn eigen BV. Leent hij meer, dan is het meerdere belast in box 2. Dat betekent in 2023 nog een belastingheffing van 26,9%. Als de plannen doorgaan, wordt de heffing vanaf 2024 24,5% over de eerste € 67.000 aan inkomen in box 2 en 31% over het meerdere.
Voorbeeld 1
Een dga heeft in 2023 € 1.000.000 schuld bij zijn BV. Dit is € 300.000 meer dan toegestaan. Dit levert een belastingaanslag op van € 300.000 x 26,9% = € 80.700.
Voorbeeld 2
Een dga sluit in 2024 een lening van € 1.000.000 af bij zijn BV. Dit levert een belastingaanslag op van € 67.000 x 24,5% = € 16.415 en € 233.000 x 31% = € 72.230. In totaal dus € 16.415 + € 72.230 = € 88.645.
Uitzondering: eigen woning
Op het genoemde maximum aan leningen van € 700.000 bestaat een belangrijke uitzondering voor schulden inzake de eigen woning. Deze schulden tellen niet mee, zonder maximum. Voorwaarde is wel dat de schuld moet voldoen aan de voorwaarden om aftrek van de hypotheekrente in box 1 te verkrijgen en dat er aan de BV een recht van hypotheek moet zijn gegeven. Deze laatste eis geldt alleen niet als de lening al voor 2023 bestond.
Voorwaarden aftrek hypotheekrente
Besteed zijn voor … Voor wat betreft de fiscale aftrek van hypotheekrente geldt als voorwaarde om te beginnen dat de lening moet zijn besteed aan de aankoop, verbouwing of het onderhoud van de eigen woning of voor de afkoop van de erfpacht ervan. Het verbouwen of onderhouden moet men schriftelijk kunnen aantonen, bijv. met behulp van facturen. Deze moet men bewaren zolang men de rente in aftrek brengt, wat in dit geval ook betekent zolang men de lening niet wil meetellen bij het bepalen van de grens van € 700.000.
Af te lossen voor … Een andere voorwaarde is dat men verplicht is de lening minimaal annuïtair in maximaal 30 jaar af te lossen. Deze laatste eis geldt weer niet als de hypotheek voor 2013 is afgesloten.
Hypotheek bij de BV.
Voor hypothecaire leningen bij de eigen BV geldt bovendien dat men verplicht is de fiscus informatie te verstrekken. Het betreft de datum van aangaan van de schuld, het startbedrag van de schuld, de maandelijkse rentevoet, de looptijd in maanden, de wijze van aflossing en het nummer bij de Kamer van Koophandel van uw BV.
Belastingheffing voorkomen
Dga’s met een lening van meer dan € 700.000 bij hun BV zullen zich afvragen of belastingheffing kan worden voorkomen. Hierna laten we een aantal opties de revue passeren.
Aflossen schuld
De meest voor de hand liggende oplossing is de schuld bij uw BV af te lossen, bijv. met privévermogen of door een lening bij uw bank of een derde af te sluiten.
Dividend uitkeren.
Een andere optie is dividend uit te keren.
Let op. Maar deze optie heeft als nadeel dat u ook dan belasting in box 2 betaalt. Bovendien moet de BV niet alleen over het uit te keren bedrag aan dividend beschikken, maar moet het ook nog verantwoord zijn dit bedrag daadwerkelijk als dividend uit te keren. Blijkt dit achteraf niet zo te zijn, dan loopt u mogelijk een risico inzake bestuursaansprakelijkheid.
Slimme optie: ‘ruilen’ van hypotheek … Een mogelijke slimme optie voor dga’s die een hypotheek op hun eigen woning hebben afgesloten bij de bank, is deze hypothecaire lening te ‘ruilen’ voor een normale lening. De hypothecaire lening wordt in dat geval overgenomen door de BV, zodat de bank geen groter bedrag aan lening hoeft te verstrekken. Vervolgens kan met de lening van de bank de lening bij de BV worden afgelost, voor zover deze de € 700.000 overstijgt. Met name als de relatie met uw bank goed is en de financiële vooruitzichten van uw BV zijn dat ook, dan zal een bank hieraan meestal wel medewerking willen verlenen. Let op. Aan deze optie hangt wel een prijskaartje, want u moet een en ander door de notaris laten bekrachtigen en ook de bank zal een vergoeding voor zijn diensten vragen.
… of kruislings lenen. Nog een andere optie om aan geld te komen waarmee u het bovenmatige deel van uw schulden af kunt lossen, is het zogenaamde ‘kruislings lenen’. In de meeste gevallen betreft het dga’s die aan elkaar via hun BV’s een geldbedrag lenen, waarmee beiden het excessieve deel van hun leningen kunnen aflossen. De BV van dga A leent in deze optie dus een bedrag aan dga B, terwijl de BV van dga B op zijn beurt een bedrag leent aan dga A. In deze optie is onderling vertrouwen een belangrijk issue, want de dga’s willen natuurlijk voorkomen dat de verstrekte leningen niet worden terugbetaald. Tip. Ga daarom alleen in zee met personen die u vertrouwt en al langer kent en zorg ervoor dat u de voorwaarden van de leningen goed vastlegt en dat deze zakelijk zijn. Spreek ook een zakelijke rente en zakelijke voorwaarden af, onder andere inzake aflossing en onderpand.
Doorlenen verboden.
Van een andere, wat eenvoudiger variant, kunt u helaas geen gebruik maken. Het zogenaamde ‘doorlenen’ is namelijk verboden. Hieronder verstaat de fiscus het lenen van een som geld aan een derde, die het op zijn beurt weer uitleent aan de dga. Zo wordt het doorgeleende bedrag aan de dga toegerekend en zal belastingheffing niet voorkomen worden.
Lenen aan kinderen
Vastgelegd is dat ook leningen aan bijv. uw kinderen die geen aanmerkelijk belang in uw BV hebben, bij u meetellen voor zover dit meer dan € 700.000 is. Formeel betreft dit alle leningen aan zogenaamde ‘verbonden personen’. Hieronder verstaat de fiscus bloed- en aanverwanten in de rechte lijn. Dit zijn dus uw kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, enz. evenals ouders, grootouders, overgrootouders, enz. Heeft u een fiscale partner, dan betreft het ook de bloed- en aanverwanten van uw partner. Een uitzondering geldt weer voor een hypothecaire lening ten behoeve van een eigen woning, mits er ook nu voldaan wordt aan de hiervoor genoemde voorwaarden die gelden voor aftrek van de rente in box 1.
Meerdere BV’s?
Bezit een dga of zijn partner meerdere BV’s, dan worden alle leningen bij deze BV’s bij elkaar opgeteld voor wat betreft de grens van € 700.000. Het heeft dus geen zin een extra BV op te richten om zodoende deze grens te kunnen verdubbelen.
Wat kunt u hiermee?
Dga’s met leningen boven € 700.000 bij hun eigen BV hangt een belastingclaim boven het hoofd.
Tip
De dga kan deze voorkomen door tijdig, dus voor 1 januari 2024, het deel boven de € 700.000 af te lossen. Gebeurt dit niet, dan moet hij in zijn aangifte over 2023 inkomen in box 2 aangeven ter grootte van het bedrag boven € 700.000. De drempel van € 700.000 wordt overigens wel met dit bedrag verhoogd, wat betekent dat dga’s die dit bedrag in een later jaar weer aflossen, een negatief inkomen in box 2 creëren. Dit kan de dga dan verrekenen met andere inkomsten in box 2 in dat jaar. Heeft hij deze niet, dan leidt dit tot een verlies in box 2 dat kan worden verrekend met inkomsten in box 2 van het voorgaande jaar of met inkomsten in box 2 van de zes opvolgende jaren.
Dga’s met excessieve leningen die belastingheffing willen voorkomen, kunnen proberen via leningen bij derden hun schuld af te lossen. Kruislings lenen of het ruilen van hun hypotheek met de bank hoort tot de meest voor de hand liggende mogelijkheden. Regel dat dan voor 1 januari 2024!
Heeft u nog vragen neem dan contact met ons op!
Zoals ieder jaar hebben er ook op 1 januari 2023 wijzigingen op hypotheekgebied plaatsgevonden. Welke wijzigingen hebben er op hypotheekgebied plaatsgevonden? Wat is goed daarover te weten?
Hoogte maximale hypotheek
Leennormen Nibud. Ieder jaar stelt het Nibud de financieringspercentages vast die bepalen hoeveel iemand kan lenen. In 2023 zorgt dit ervoor dat bij inkomen dat gelijk blijft aan het inkomen in 2022 er minder geleend kan worden. Wel mogen hypotheekverstrekkers vanaf 2023 het tweede inkomen volledig meenemen bij de bepaling van het financieringspercentage. In 2022 was dat 90%.
Drie voorbeelden uitgaande van 5% toetsrente | ||
Inkomen | Max. hyp. 2022 | Max. hyp. 2023 |
2 x € 40.000 | € 372.563 | € 366.353 |
1 x € 120.000 | € 596.101 | € 577.473 |
2 x € 30.000 | € 246.823 | € 251.480 |
Wijzigingen NHG. De maximale koopsom voor een hypotheek met NHG stijgt naar € 405.000 en € 429.300 inclusief energiebesparende voorzieningen.
Invloed hogere rente studieschuld
De rente voor de studieschuld was een aantal jaren 0%, maar gaat nu omhoog. Vanwege deze hogere rente gaan hypotheekverstrekkers een hoger maandbedrag meetoetsen voor het bepalen van de maximale hypotheek.
Wat betekent dit concreet? Bij een studieschuld van € 15.000 gaat het mee te toetsen maandelijkse bedrag van € 97,50 naar € 112,50. Voor een studieschuld die valt onder het nieuwe stelsel geldt een andere wegingsfactor van 0,35% en voor studieleningen met een looptijd van 35 jaar die ook een rente van 1,78% krijgen, is de wegingsfactor ook weer anders.
Voorbeeld. Een voorbeeld uitgaande van een toetsrente van 5%. Tweeverdieners die ieder € 40.000 bruto per jaar verdienen en beiden een studieschuld van € 20.000 (duur van 15 jaar) hebben, konden in 2022 een bedrag van € 324.130 lenen. In 2023 is dit een bedrag van maximaal € 310.469.
Jubelton afgeschaft
De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning is per 1 januari 2023 verlaagd. Ouders mogen aan hun kind tussen de 18 en 40 jaar in 2023 één keer een bedrag van max. € 28.947 belastingvrij schenken voor de aankoop van een eigen woning. Dit geldt niet alleen voor een schenking van ouder(s) aan een kind, maar ook in alle andere situaties.
Let op. Zo’n schenking kan maar één keer.
Gespreide jubelton aanvullen.
Is er in 2022 al een deel van de jubelton geschonken (minimaal € 1), dan kan de schenking in 2023 worden aangevuld tot maximaal € 106.671. Uiterlijk in 2024 moet de jubelton dan alsnog besteed worden aan de eigen woning. Wel moet er in 2022 en 2023 aangifte schenkbelasting gedaan worden.
Overdrachtsbelasting
Hypotheekrenteaftrek
Het maximale tarief waartegen u de hypotheekrente kunt aftrekken, gaat al een aantal jaren omlaag. In 2023 komt het belastingvoordeel uit op 36,93%. Het eigenwoningforfaitpercentage voor woningen tot een WOZ-waarde van € 1,2 miljoen daalt van 0,45% naar 0,35%. Het eigenwoningforfait is het percentage van de WOZ-waarde wat bij het inkomen moet worden opgeteld voor de inkomstenbelasting.
Het nieuwe NHG-plafond stijgt naar € 405.000 en € 429.300 inclusief energiebesparende voorzieningen. Het tweede inkomen telt voortaan volledig mee. Een studieschuld gaat zwaarder meewegen bij het berekenen van de maximale hypotheek.
Indien u nog vragen heeft neem dan contact met ons op (013-4550935).
In de laatste btw-aangifte van 2022 moet de btw-correctie worden aangegeven voor het privégebruik van een auto van de zaak door u als dga of door een werknemer. Hoe moet deze btw-correctie worden berekend?
Voor 31 januari 2023.
Het zal u bekend zijn dat u de btw-aangifte over een kwartaal moet indienen
(en betalen) in de maand na afloop van dit kwartaal. Over het vierde kwartaal van 2022 moet u dus in januari 2023 aangifte doen en de verschuldigde btw afdragen. Dit lijkt nog ver weg, maar in deze aangifte zit een aantal bijzondere posten die meer aandacht vragen, waaronder de btw-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak door u of door uw werknemers.
Auto van de zaak.
De reden voor deze correctie is dat u gedurende het jaar de btw op de autokosten, denk aan brandstof en onderhoud, geheel als voorbelasting in aftrek heeft gebracht. Omdat u (of uw werknemer) echter ook privé rijdt in deze auto, zijn deze kosten (en dus de btw) niet geheel als zakelijk op te voeren. Hierbij speelt ook de btw op de aankoop van de auto van de zaak een rol.
2,7% van de cataloguswaarde
In beginsel moet u een btw-correctie aangeven van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto. Als uw auto dus een cataloguswaarde heeft van € 40.000, moet er ieder jaar een btw-correctie plaatsvinden van € 1.080.
Tip. Het bedrag van de btw-correctie inzake het privégebruik van de auto is fiscaal gezien een kostenpost en mag u van de winst van uw BV aftrekken.
1,5% van de cataloguswaarde
U kunt de correctie beperken door toepassing van een lager percentage. Er geldt namelijk een percentage van 1,5% voor auto’s die uw onderneming nog in gebruik heeft na afloop van het vierde jaar, volgend op het jaar van ingebruikneming. De btw op de aanschaf wordt dan geacht verrekend te zijn, waardoor het percentage daalt.
Tip. U mag de 1,5% ook toepassen als er geen btw is verrekend bij de aankoop van de auto (bijv. bij aankoop van een marge-auto of bij aankoop via een particulier).
Werkelijk gebruik
Ten slotte bestaat er altijd de mogelijkheid om aan te tonen dat de correctie op basis van het forfait (2,7%/1,5%) te hoog is. Hiervoor moet u inzicht hebben in het totaalaantal gereden kilometers, het aantal zakelijke kilometers en de jaarlijkse kosten voor de auto waarop btw is verrekend. Tel bij deze laatste post ook 20% van de btw op de aanschaf mee in de eerste vijf jaar.
Tip. Een sluitende kilometeradministratie (zoals voor de bijtelling) is hier niet vereist. Het aantal verreden kilometers kan bepaald worden aan de hand van de kilometerstanden. Uw zakelijke kilometers kunt u afleiden uit uw agenda.
Let op. Woon-werkverkeer wordt voor de btw als privé aangemerkt.
Statistische gegevens.
Ook statistische gegevens kunnen de verhouding zakelijk/privé onderbouwen. Hieruit is af te leiden dat het privégebruik vaak 60-65% van het totale gebruik uitmaakt. Dit kan een goede basis zijn voor een concrete afspraak met de Belastingdienst hierover.
Voor een auto die in uw bedrijf nog gebruikt wordt na het vierde jaar na het jaar van ingebruikneming, geldt een lager percentage, 1,5 in plaats van 2,7% van de cataloguswaarde. Als de auto voor 2018 is aangeschaft, geldt bij de aangifte over 2022 al de 1,5%. Bereken of een btw-correctie op basis van het werkelijke gebruik niet voordeliger uitpakt.
Indien u nog vragen heeft kunt u contact opnemen, 013-4550935.